Met veel hout
Toen ik nog een boterham verdiende, had ik mijn kantoor in het centrum van Utrecht en wel op de hoek van de Neude en de Lange Jansstraat. Vanuit mijn kamer op de bovenste verdieping van het kantoorgebouw had ik een prachtig uitzicht op het grote plein. Naast de hoofdingang van het gebouw bevond zich banketbakkerij Wammes.
Het was vaste prik om ter viering van verjaardagen van medewerkers daar een doos vol overheerlijke ‘appelkanjers’ te halen. Ter viering van het aanstaande weekend werden er iedere vrijdag verse gevulde koeken voor bij de koffie gekocht. In verband met mijn werk ‘moest’ ik regelmatig met zakenrelaties lunchen. Dan sprak ik meestal af in het nabijgelegen café-restaurant Luden aan het Janskerkhof. Als gewoontedier at ik er steevast de befaamde mosterdsoep vooraf, gevolgd door een mooie portie gemarineerde zalm als hoofdgerecht. De klassieke sfeer en het heerlijke eten stonden altijd garant voor een geslaagde lunch.
Moed indrinken
Een jaar of drie geleden was ik weer eens in Nederland om gezellig familie en vrienden te bezoeken en wat rond te struinen in het centrum van Utrecht. Op een avondje had ik mijn dochter en haar beste vriendin geïnviteerd voor een dinertje bij Luden. Om mezelf wat moed in te drinken was ik een halfuur voor tijd al aanwezig en kon ik de dames om 7 uur ontspannen met een glas witte wijn in mijn hand begroeten. Toen ook zij van een wijntje waren voorzien en wederwaardigheden aan tafel waren uitgewisseld, kwam de serveerster aanlopen met een bordje in haar hand. Op dat bordje prijkten drie lepeltjes met een piepklein hapje. Het heette een groet van de chef te zijn: een amuse. Ondanks de geringe omvang van het hapje was het meisje wel een kwartier bezig uit de doeken te doen wat er allemaal in zat.
Ik was stomverbaasd dat iemand erin slaagde zoveel lekkers op zo’n klein lepeltje te proppen. Ook was ik zeer vereerd dat de chef-kok mij eenvoudige ziel de groeten deed. Wel was ik wat verlegen met het feit dat ik zelf niets voor hem ter begroeting had meegebracht. Ik kon slechts zeggen: „Nou, doe de chef maar de groeten terug.” Na het voorgerecht en nog een paar witte wijntjes kwam het hoofdgerecht in ‘t vizier. De serveerster verscheen opnieuw en vroeg of we nog wat anders wilden drinken. Mijn dochter antwoordde hierop zeer gedecideerd met: „Een glas rode wijn graag, met veel hout.” Even wist ik niet wat ik hoorde. Aan haar blik te oordelen de serveerster evenmin. „Laat de sommelier anders maar even komen”, zei mijn dochter niet minder resoluut. Ik dacht ‘jeetjemina dat gaat in de papieren lopen’. Mijn dochter bezit weliswaar een reeks mooie eigenschappen, maar bescheidenheid is niet een van de meest in het oog springende ervan.
Misverstand
Okay, het was zomer en we zaten niet ver verwijderd van de uitgestrekte bossen van de Utrechtse Heuvelrug. De prijs van hout kon derhalve weleens heel laag zijn, dacht ik. Toch vond ik het eerder brutaal dan onbescheiden om mij te laten opdraaien voor de kosten van het op peil brengen van haar wintervoorraad haardhout. Ook al ging het om een koopje. Nadat de sommelier was geweest, bleek het een groot misverstand te zijn. Het ging helemaal niet om haardhout, maar om de smaak van hout. Dochterlief wilde gewoon rode wijn die stevig naar hout smaakte.
Uiteindelijk werd er een fles Rioja ontkurkt, een zogeheten Crianza. Dat was nu net een wijn waar ik zelf ook zo van ‘houd’. Wel moet ik bekennen dat ik daarin nooit het bouquet van hout heb geproefd, terwijl ik vroeger toch regelmatig op een houtje heb moeten bijten. Trouwens, de smaak van hout heeft mij zelden kunnen bekoren. Het enige hout waarop ik ooit met plezier kauwde was zoethout van de drogist. Dat smaakte een beetje naar drop en het was gezond.
Als een wijnkenner je vertelt wat hij allemaal proeft, dan beginnen bij mij al snel de lichten te doven. Hij proeft en ruikt niet alleen hout, maar een heel arsenaal andere zaken. Zaken die je niet per se in je wijntje wilt aantreffen. Wat te denken van bijvoorbeeld botertje, paardje, stalletje, appeltje, eitje en vanille. Het pletten van druiven gebeurt heden ten dage machinaal. Maar wat een feest moet het voor de echte wijnkenner vroeger zijn geweest. In een tijd dat de druiven in een grote bak door mensen met blote voeten werden platgetrapt. Wat een verscheidenheid aan bouquets en tot de verbeelding sprekende smaken moet dat wel niet hebben opgeleverd. Ik noem er slechts enkele: wratje, pleistertje, blaartje, voetschimmeltje en likdoorntje. Werkelijk om van te watertanden. Zouden wijnen in een hoger echelon nog steeds zo worden bereid?
Hoe het ook zij, wijn blijft voor mij gewoon een soort veredeld druivensap.