Afscheid
Met trillende handen vouw ik mijn papier open. Na de laatste klanken van Non ho l ‘état van Gigliola Cinquetti, lijkt het nog stiller. Ik richt mijn blik op de mensen in de ruimte maar zie niets. Het lukt me te spreken. Af en toe haal ik mijn neus op, het geluid galmt door de microfoon.
Ik had op de grond gezeten, om me heen foto’s van mijn moeder. Die ene in zwart-wit. Bleu, naast mijn vader die, met zwarte kuif en donker montuur, al even verwachtingsvol keek: komt er nog een foto? Het kan niet anders of ze stonden samen in een fotohokje.
Mijn ouders, hartverscheurend jong en voorgoed verleden tijd.
Mijn moeder met onze zoon als baby. Mijn moeder achter de naaimachine, haar korte krulhaar, de grote oorbellen. Een jaar of veertig moet ze zijn geweest.
Heb jij misschien nog wat digitale foto’s van haar?, appte mijn broer.
Ook hij had geconcentreerd gebladerd door fotoalbums. Thuis, in zijn woonplaats. Emoties zijn lastig, maken je week, besluiteloos.
‘Herkenbaar’, sprak de vriendelijke stem van de uitvaartmeneer ‘s avonds laat in mijn oor.
‘Je zit uren naast je stervende moeder, besluit om naar huis te gaan en dan word je gebeld.’
In dezelfde week waarin je verdrietig bent, je alles uit je handen laat vallen om haar afscheid te regelen, vraagt het verpleeghuis om zo snel mogelijk haar kamer leeg te halen. Het verpleeghuis, haar laatste thuis, een uur rijden bij ons vandaan.
Onderweg in de auto herinnerde ik me weer hoe dankbaar wij waren toen er eerder dan gedacht een kamer vrij kwam voor onze moeder. Drie jaar en drie maanden geleden. De situatie thuis was onhoudbaar geworden.
We stapten uit in haar geboorteplaats. Vriendelijke ogen, vertrouwd accent. Rustig loodste de vrouw ons door alle voorbereidingen. Kist, bloemen, foto’s, muziek. Sprekers?
‘Herkende jij de familiekamer nog?’ Twintig jaar terug hadden we er ook gestaan, samen met onze moeder.
Een paar dagen voor het afscheid wisselden we onze teksten uit. Verrast en ontroerd had ik zijn anekdotes gelezen. ‘Jouw broer is een goeie verhalenverteller’, zou de man later zeggen.
De dag na de uitvaart vertel ik mijn moeder over haar afscheid. Over haar kleinzoons die ernstig de kaarsjes aanstaken, haar schoondochter die treffend over haar als oma sprak, haar lieve vriendin die een gedicht voorlas, haar favoriete verzorgster uit het verpleeghuis die ineens voor me stond.
Zelfs over mijn snotneus.
In gedachten hoor ik haar lachen.