De wonderlijkste Hollandse traditie
Ruim veertig jaar geleden trouwde mijn oudere broer in Portugal met de grote liefde die hij daar tijdens een vakantie had ontmoet. De volgende dag namen we haar mee naar Nederland.
Het was februari, het had gesneeuwd, het vroor en toen het vliegtuig daalde om op Schiphol te landen, kon ik mijn gloednieuwe schoonzus door het raampje mooi op een oer-Hollands fenomeen wijzen. „Look downstairs’’, zei ik in ragfijn Engels. „People skating on ice.” Ze wist niet wat ze zag.
De wonderlijkste Hollandse traditie moest toen nog komen.
We woonden in Amsterdam een huwelijksfeest van een oom en tante bij en daar gebeurde het. Met grote ogen en half open mond bekeek mijn schoonzus hoe verschillende gasten een steeds langere sliert vormden en met de handen op de schouders van hun voorganger door de zaal begonnen te lopen. Het was haar eerste kennismaking met de polonaise.
Schaatsen, oké, maar dit viel niet uit te leggen.
Eeuwenlang polonaise
De polonaise houdt al eeuwenlang stand, al komt het er voor mij tegenwoordig niet meer van. Ik maak amper nog feesten mee; maar misschien zijn ze er nog wel en word ik gewoon niet uitgenodigd, dat kan natuurlijk ook.
Maar vroeger heb ik me altijd coöperatief in de polonaise gestort, me gewillig laten meesleuren als ik dromerig in de gevarenzone langs de kant stond. Behalve die ene keer toen ik met enkele vrienden – we waren in de twintig – te gast was bij een nogal oubollig trouwfeest. We hadden liever in een kroeg gezeten.
Zuchtend sloten we aan in de menselijke ketting, want daar viel niet aan te ontkomen. Met gezichten die op drie weken onafgebroken onweer stonden. Een probleem was wel dat er video-opnamen werden gemaakt, als mooie herinnering voor het bruidspaar. We konden natuurlijk niet met chagrijnige hoofden worden vastgelegd. Dus zodra de camera op ons werd gericht lieten we ons van onze meest uitbundige en vrolijke kant zien. Alsof we de avond van ons leven hadden. Om daarna weer diep in te zakken.
De polonaise hoort natuurlijk vooral bij carnaval, waarmee ik al helemaal niets te maken wil hebben. Dat werd jaren geleden ook bij mijn kinderen op de lagere school gevierd. „Jullie gaan in de polonaise lopen”, werd er op een zeker moment aangekondigd.
Mijn zoon zag dat niet zitten en trok bij voorbaat een pijnlijk gezicht. „Ik wíl niet in de punaise lopen!”, jammerde hij.