Verdragen
Ik kan moeilijk mensen verdragen die moeilijk mensen verdragen. Iets in de trant van de pot verwijt de ketel. Laat ik met mijn medemens beginnen en daarna steek ik de hand echt wel in eigen boezem.
Ik sta om 19.30 uur in de supermarkt met mijn dochter en een achterlijk volle kar. Schaamtevol laat ik de één na de ander met een paar losse boodschappen voorgaan. Een man die ook door mij voorgelaten wordt, slaat op tilt. Niet tegen mij, maar tegen de onschuldige caissière. Hij projecteert al zijn bagger op haar, terwijl ze rustig en respectvol blijft, maar oogcontact wijselijk vermijdt. De man is pissig dat er geen extra kassa opengaat. Dit doet mij denken aan de maanden hiervoor in andere supermarkten op andere tijden, waarin dezelfde onvrede op deze lullige manier de wereld in werd geslingerd. Mijn kind en ik proberen zo nonchalant mogelijk de pindakaas en augurken op de lopende band te leggen, terwijl mijn reptielenbrein wil bevriezen en vluchten tegelijkertijd. Een moment erna vraagt iets in mij zich af waar deze man mee worstelt. Voor wie of wat is deze boosheid eigenlijk bedoeld? Voor de te hoge rekeningen die hem stress geven, voor zijn baas die ‘m er uit heeft gewipt of voor zijn vader die hem niet zag staan? De verdraagzaamheid groeit gelukkig alweer wat, nadat ik besef dat deze man een eigen verhaal met eigen pijn heeft waarschijnlijk. Voor de vrouw op de fiets die me gisteren ‘sukkel’ noemde omdat ik haar doorgang blokkeerde, komt er op dit moment weinig compassie omhoog. Ik was wel een stuk moediger dan in de supermarkt: „Een beetje verdraagzaamheid kan geen kwaad hoor mevrouw”, riep ik terwijl ze briesend doorfietste.
Dulden tot een minimum
Onderweg op de fiets zie ik medefietsers de kou en natte sneeuw moedig trotseren, zelfs zonder muts of handschoenen. Ze ondergaan en doorstaan de kou, ze kunnen niet anders, kunnen niemand hierop aanspreken. Maar zodra er menselijk gedrag in het spel is, daalt het dulden tot een minimum, lijkt het wel. Korte lontjes, door crisis en overbelasting van onze maatschappij en van ons eigen stresssysteem. Als dit systeem niet meer oplaadt, is alles wat er van buitenaf op je afkomt een bedreiging. Boos worden is dan een natuurlijke reactie om te overleven. In de coronacrisis zaten we allemaal in hetzelfde schuitje. We droegen het met elkaar, zo was het minder zwaar. Er werd vaker naar elkaar omgekeken, helpende handen werden aangeboden, een gevoel van gemeenschapszin. Als ik tegenwoordig in de auto iemand laat oversteken op een zebrapad notabene, volgt er vaak zo’n dankbaar en nederig gebaar, dat ik er droevig van word. Ik hoop van harte dat we ook de weg terug weer weten te vinden, naar minder verharding, oogkleppen af, je medemens zien en tolereren. Dan beloof ik dat ik met mijn misofonie mijn moordlustige gevoelens zal verdragen wanneer er naast mij op de bank chips gegeten wordt.