Het mes erin
Naast mijn werk als programmeur in de ICT, programmeer ik in mijn vrije tijd ook in een natuurlijke taal. Met als resultaat het stukje dat je nu leest. Maar ik zou ook weleens wat groters willen doen. Mijn persoonlijke ellende van vroeger van me afschrijven.
Een betere versie van mijzelf de hoofdrol laten spelen in een feelgoodstory. Of mijn angsten verwerken in een huiveringwekkende thriller. Of misschien wel een trilogie van drie verschillende genres, wie zal het zeggen.
Maar met wat ik de laatste tijd ervaar, is de vraag niet meer „wie zal het zeggen?”. De vraag is eerder: „hoe moet het nu worden gezegd, zodat vijftig jaar later iemand die gevoelig is van geest zich niet beledigd voelt?”. Dat wordt een lastig verhaal, want dat vereist namelijk een tijdmachine en die heb ik niet. Net zoals Agatha Christie er ook geen had, toen zij haar oeuvre schreef. Of zij te maken had met een moraalpolitie, weet ik niet; haar werken waren van vóór mijn tijd.
Wel weet ik dat er vroeger over allerlei zaken in het menselijk bestaan heel anders werd gedacht dan nu. Andere predicaten, andere kwalificaties en ook andere scheldwoorden. En dat is mooi, want daardoor kunnen wij lering trekken uit ons verleden. Nog wel. Want als het aan de moraalpolitie ligt, gaat het mes in de werken van Agatha Christie. Iets met aanstootgevend taalgebruik. Termen als zwart, jood of zigeuner kunnen niet meer. Zelfs het woord ‘walgelijk’ is te extreem voor de tere zieltjes.
Niet gedocumenteerd, nooit gebeurd
En dus worden die boeken herschreven. Het lijkt 1984 van George Orwell wel (foei Ossie, dat is beledigend voor stotteraars). De geschiedenis wordt uitgewist; wat niet gedocumenteerd staat, is nooit gebeurd. Over vijftig jaar zullen onze kleinkinderen zeggen dat de mensen vroeger goddelijk perfect waren. Qua wereldbeeld, qua taalgebruik en qua gedrag. Alle mannen hebben hun ideale baan, alle vrouwen zorgen goed voor hun kinderen en conflicten bestaan niet. Het lijkt The Stepford Wives wel, dat werk van Ira Levin uit 1972 dat nog een stap verder gaat dan George Orwell.
Maar wat we eigenlijk doen, is mensen als Agatha Christie en recentelijk ook Ian Fleming ervan beschuldigen dat zij geen tijdmachine hadden. Je zou toch spontaan een satire willen schrijven over zoveel zotheid. Nu heeft Erasmus dat al vijf eeuwen eerder gedaan, dus dat ga ik niet doen. Laat ik het dan maar houden bij een heruitgave van Van den vos Reynaerde. Dassen kunnen immers onmogelijk intelligenter zijn dan beren en katten. Ik heb namelijk nog nooit een beer of een kat een gat onder een spoordijk zien graven.
Ondertussen vraag ik me wel af of ik de titel van dit stuk niet beter kan wijzigen, omdat ik wellicht aanzet tot misdrijven met mogelijk dodelijke afloop. Misschien is ‘tijdmachine’ een betere titel. Maar ja, dan krijg je weer dat ik mensen laat geloven in dingen die niet bestaan. Het is ook nooit goed. En dat steekt me. Vandaar de titel.