Grapje met gevolgen
Gelukkig werk ik thuis, want daardoor kan ik mijn dochter naar haar werk rijden als de bussen weer eens niet komen opdagen. Lastig hoor, als je bent aangewezen op het openbaar vervoer. Zelf moest ik ooit met de trein van Purmerend naar mijn werk in Hilversum. De NS liet me regelmatig in de steek.
Op het station Purmerend trof ik elke ochtend dezelfde mensen. We wachtten op dezelfde trein, bibberden in dezelfde windvlagen, baalden eensgezind als op het beeldscherm boven onze hoofden een vertraging werd aangekondigd.
We kregen ook weleens de boodschap dat onze trein gewoon niet zou rijden. Zakelijk. Kil. Geen uitleg. En al helemaal geen excuses.
Nou, daar stonden we dan. We waren nog niet zo vertrouwd met elkaar dat we elkaar bemoedigend toespraken of warm een arm om elkaars schouder legden, maar wisselden wel verslagen blikken uit.
Zoiets schept een band.
Beter zo dan helemaal alleen op een perron staan en dan meemaken dat je trein uitvalt. Het is me op station Zaandam op één avond zelfs drie keer achter elkaar gebeurd. Drie keer! En bij wie kon ik terecht? Bij niemand! Anderhalf uur heb ik verloren rondgelopen. Alleen.
Balorig bij vertraging
Nee, dan liever het leed kunnen delen met lotgenoten.
Soms werd ik wat balorig als er weer eens een vertraging optrad. In zo’n bui heb ik op station Purmerend ooit een grapje uitgehaald. Dat had ik beter niet kunnen doen.
Ik stond geleund tegen een muurtje omdat mijn, nee: ónze trein tien minuten later zou arriveren. Na twee minuten deed ik wat zoveel mensen doen als ze hun trein zien naderen. Dan stappen ze alvast naar voren. De andere reizigers krijgen daarmee het sein dat er iets staat te gebeuren – en dat is ook zo, want de trein komt eraan – en volgen het voorbeeld.
Nu pakte ik abrupt mijn tas van de grond, maakte me los van de muur en stapte ferm vijf meter naar voren, terwijl er nog nergens een trein was te bekennen. Iedereen, over de volle lengte van het perron, kwam in beweging. De opluchting was voelbaar. Er gloorde hoop. Ah, de trein! Hij komt!
Niet dus.
Van alle kanten voelde ik blikken op mij gericht. Ze liepen uiteen van ontgoocheling tot irritatie. Gelaten stapte iedereen weer achteruit. Hier en daar klonk een vloek. Ik moest er inwendig enorm om lachen. Maar de relatie met mijn medereizigers was vanaf die dag wel ernstig bekoeld.