Feestvarken
In de keuken had ik hem ’s ochtends al zien liggen. Gewrongen in een rare bocht, de tong half uit de bek. Een speenvarken. Heel erg dood. Hij lag in een grote, zinken afwasteil die zolang in een hoek was gezet. Er stond een bodempje water in dat was vermengd met bloed.
Ik stond oog in oog met datgene wat het hoogtepunt van het kerstdiner zou moeten worden. Mijn maag draaide zich een paar slagen om.
Het beeld van het speenvarken kreeg ik de rest van de dag niet meer uit mijn hoofd. En de gedachte dat het arme dier ‘s avonds geroosterd of gebraden prominent op tafel zou staan om te worden opgegeten al helemaal niet. Toch zou ik eraan moeten geloven. Ik was immers te gast.
Ik was op familiebezoek in Portugal en kende de Zuid-Europese gastvrijheid al van eerdere visites. Er wordt royaal voor je opgeschept, maar zodra je bordje netjes leeg is, is het nog niet gedaan. Net als je voldaan achterover wilt leunen staat er een tante achter je die je bord opnieuw vol laadt. Afslaan is geen optie. Dóóreten!
Ruimte voor het feestvarken
Dat alles zat rotsvast in mijn geheugen gebeiteld toen ik aan tafel ging. Als voorgerecht werd een onschuldig ogende groentesoep geserveerd. En toen de lege soepkommen werden verzameld om ruimte te maken voor het hoofdgerecht, nam de spanning bij mij toe – alsof ik bij mijn tandarts in de wachtkamer zat en ik elk moment aan de beurt kon zijn voor mijn wortelkanaalbehandeling.
Uit mijn ooghoek zag ik hem komen. Op een zilveren schaal droeg de vader het speenvarken, uitgestrekt op zijn buik en geheel bruin gebraden, binnen. Het vlees werd aangesneden. Op mijn bord kwam een stuk uit de linkerflank te liggen. Ik ging een paar keer verzitten, keek schichtig om me heen. Zo stoïcijns mogelijk, wanhopig denkend aan Veluwse bossen met geurige dennenbomen, sneed ik een klein stukje af, prikte het aan mijn vork en stopte het in mijn mond. Ik werkte het naar binnen met tanden zo lang als tentstokken.
Ik zette door en vocht tegen opkomende braakneigingen. Toen het allemaal voorbij was liet ik zacht sissend een langgerekte zucht ontsnappen.
De schaal was een beetje gedraaid. Alleen de kop lag er nog op en die keek me met half dichte, doffe ogen recht in mijn gezicht aan. Even dacht ik dat er een smalende blik in verscheen. Maar dat kan verbeelding zijn geweest.