Op glad ijs
Het had gevroren en ik parkeerde mijn auto met beleid op de dijk, stapte behoedzaam uit en wilde het beijzelde pad aflopen dat naar de beneden gelegen woning leidde. De bewoner, met wie ik een afspraak had, stapte alvast naar buiten. Hij werd getuige van een bijzondere entree.
Na twee stappen voelde ik mijn hakken wegglijden. Met een bons kwam ik op mijn zitvlak terecht en zo gleed ik, met mijn tas op schoot, naar beneden totdat ik een halve meter vóór de man eindigde. Ik keek op en zei: „Ja, ik dacht: laat ik me eens op een ludieke manier presenteren.”
We moesten er allebei hartelijk om lachen.
Wie ook ooit om mijn geglibber moest lachen, was een oude dame die na een winterse bui via een zebrapad naar een bushalte wilde worden geholpen. Ik bood gul mijn arm aan en samen staken we over. Nu was het de bedoeling dat ze op mij zou steunen, maar het liep anders. Mijn schoenen misten elke grip op het licht besneeuwde asfalt, terwijl de vrouw gewoon doorliep. En dus leunde ik op haar.
Schaatsen een ramp
Erg stabiel sta ik nooit en dus moet ik ook niet aan schaatsen beginnen. Dat besefte ik als kind al. Mijn moeder spande in de wintermaanden een zeil over de vloer in de slaapkamer, gaf mij en mijn twee broers Friese doorlopers en dan konden we droog oefenen. Het werd een ramp. Mijn schaatsen draaiden constant een kwartslag. Bleven ze wel recht staan, dan zwikte ik om de haverklap door mijn enkels.
Toch stapte ik dapper het ijs op. Ik kwam schokkerig centimeter voor centimeter vooruit. Nadat ik twee keer keihard op een knie was gevallen, ben ik er mee gestopt.
Veel later heb ik me door collega’s laten verleiden om aan een bedrijfsuitje op de Jaap Edenbaan mee te doen. Mijn bezwaren pareerden ze met de boodschap dat ik ijshockeyschaatsen zou kunnen huren. Dan kon ik niet omvallen.
Het werd geen succes. Krampachtig bewoog ik me voort, met beide handen steunend op de boarding, terwijl mijn collega’s zwierige rondjes midden op de baan maakten. „Gaat-ie lekker, Marcel?”, werd er af en toe geroepen.
Twee vrouwelijke collega’s namen me vol compassie aan de arm mee naar een vrij stuk ijs. Ze lieten me los en direct ging het mis. Mijn benen spreidden zich en ik kwam terecht in een huiveringwekkende spagaat. Daarna heb ik me nooit meer op het ijs gewaagd.