Een zomerse herfstdag in Amsterdam
Het is zondag, vandaag is de wintertijd ingegaan. Het is 10.00 uur, gisteren was het 11.00 uur om deze tijd. Het is nog stil op straat. De zon schijnt uitbundig, je zou eerder denken dat de zomertijd vandaag ingaat. Ik loop met mijn hond langs de grachten.
Honden lijken op hun baasjes, hoor je wel eens. Soms zie ik een grote blonde hond met een wollige haardos waarvan het baasje dezelfde coupe draagt. Of een hele gezette hond met dito baasje. Ik zal ook wel op mijn hond lijken, bedenk ik me, misschien niet van uiterlijk maar wellicht van karakter. Enthousiast en onzeker tegelijk, stoer maar eigenlijk net niet, mijn hond gaat soms enthousiast en stoer ergens op af om vervolgens met een trillend bovenbeen, de flank, terug te komen.
Links aan de overkant van de gracht zie ik een oude dame met gebogen schouders, die een klein hondje uitlaat met een lange lijn. Zou zij ook op haar hondje lijken? De hond loopt voor en bepaalt waar de mevrouw wel of niet even in een etalage van een winkeltje kan kijken.
Ik ben nu op de hoek bij het Singel, daar zit een luxe bakkerij zo te zien, er hangen kroonluchters en alles is mooi wit binnen. Een jonge vrouw van een jaar of 30 met lang haar en een lange mantel komt naar buiten met een ingepakte croissant en loopt richting haar huis op de Herengracht.
‘U gaat het maar opruimen’
Daar snuffelt net het hondje van de oude vrouw. De jonge vrouw wordt woest en schreeuwt en tiert tegen de oude vrouw, ze dreigt met haar armen. De oude vrouw is nu nog meer gebogen naar de grond en zegt niets. „Dat is niet normaal dat u uw hondje tegen MIJN gevel laat plassen. U gaat het maar opruimen, uw hond moet maar bij dat boompje, asociaal dat u uw hond bij MIJN gevel laat plassen.”
Ik weet niet wat ik zie. Is dit echt? Ik hoor maar steeds „MIJN gevel, MIJN gevel.” Ik denk na, ik moet iets doen en dus loop ik naar het briesende meisje en zeg: „Stop hiermee.” Het meisje begint nu tegen mij: „Niet normaal, mijn gevel.” Ik wil nog iets zeggen maar ik moet met iets anders komen: „Kijk om je heen, een prachtige dag, ga naar huis en eet lekker je broodje.” Het meisje tiert door. „Niet normaal dat die hond tegen MIJN gevel plast, zij moet het schoonmaken.” Hmmm, ik ben nog niet echt veel verder, wel raak ik ingehouden geïrriteerd en zeg: „Ik vind het niet normaal om zo te schreeuwen tegen andere mensen, een fijne dag.” Ze vertrekt…. Ze loopt weg!
De oude mevrouw loopt ook gauw -als een schim- weg uit de scène. Ik roep haar na: „Trekt u zich er maar niks van aan hoor.” De zon straalt, het is weer rustig op straat, mijn bovenbeen, de flank, trilt.