Sorry
Het Engels van Erik ten Hag en, in een eerder stadium, Louis van Gaal wordt nog wel eens in het belachelijke getrokken. Begrijpelijk, want het klinkt allemaal wat knullig en hotseknotserig.
Ik moet dan altijd denken aan een vroeger gelezen stripverhaal over de avonturen van FC Knudde in Amerika. Een uitdrukking als ‘Op zijn Jan Boerenfluitjes’ werd dan ‘On his John Farmers little whistles’. Dolkomisch.
Maar wat ik dan ook denk: wie ben ik om daar lacherig over te doen? Ik ben ook niet erg bedreven in het Engels.
Daarvoor hoef ik alleen maar terug te denken aan mijn tiendaagse vakantie met mijn twee kinderen, drie jaar geleden, in Newcastle. Ik dacht dat het allemaal wel meeviel met mijn Engels, maar ik ben tot de pijnlijke conclusie gekomen dat het daarmee bedroevend was gesteld. Na jaren van binnenlandse vakanties was dat toch een onaangename verrassing.
Excuses, excuses, excuses
Gelukkig namen ze het in Newcastle sportief op. Hoe zou het anders kunnen? Britten zijn ‘in every inch a gentleman‘ en putten zich zelf om het minste geringste uit in excuses. Dat bleek ook op onze vakantiebestemming.
Stootte iemand me per ongeluk met de ellenboog lichtjes aan? „Sorry, sorry”, klonk het dan. Kwam een serveerster naar haar smaak te laat met onze bestelling aanzetten? „Sorry!” Liep een passant voor mij wat te dralen zodat ik mijn ferme pas moest inhouden? „Sorry!”
Dus dat ik het Newcastleiaanse dialect – Engels met een scheutje Schots – niet altijd verstond, of gewoon niet begreep, dat vonden ze niet erg.
In winkels en restaurants bediende ik me van een triest soort steenkolenengels en af en toe gooide ik door mijn zinnen spontaan een Nederlandse term. Dan keken ze me wat glazig aan, soms ook met toegeknepen ogen, alle zeilen bijzettend om te doorgronden wat die maffe Hollander nou eigenlijk zou kunnen bedoelen. Maar er werd geen enkel punt van gemaakt. Geen irritatie, geen gelach.
Nee, dan mijn kinderen.
Handen voor de ogen
Niet zelden hoorde ik een hoop gegniffel en gegnuif achter me als ik dapper met horten en stoten de communicatie aanging. Ongezien wist ik dat ze de handen voor de ogen sloegen of elkaar met veelzeggende blikken aankeken.
Daar bleef het niet bij. Er kwam ook commentaar.
„Pap, het woord ‘ontbijt’ kennen ze in Engeland niet.”
„En zeg niet steeds terrific. Dat zeggen ze hier nooit. Dat zeggen ze sowieso niet in Engeland.”
Ja, sorry hoor.