Sint Maarten! Verdomme, het is Sint Maarten!
Aan Sint Maarten bewaar ik niet alleen zoete herinneringen, Ja, als kind wel. Maar zodra ik op mezelf ging wonen en ik aan de andere kant van de deur kwam te staan, beleefde ik deze dag heel anders. Tot teleurstelling van veel kinderen en moeders.
Het eerste jaar al ontdekte ik te laat dat het Sint Maarten was. Dat gebeurde pas toen de deurbel rinkelde en ik kinderstemmetjes hoorde zingen: ‘Hier woont een rijke man die veel missen kan’.
Op zichzelf klopte dat wel. Maar er woonde hier nu vooral een man die geen seconde aan Sint Maarten had gedacht en nog geen toverbal, boerderijdropje of wijngummetje in huis had gehaald. Bijkomend probleem was dat ik in een benedenwoning zat. Mijn gordijnen stonden wijd open en ik baadde in het volle licht. Net doen alsof ik niet thuis was had geen zin.
Volgend jaar…
Elke keer als er werd gebeld liep ik met lood in de schoenen de gang in en opende de voordeur. Het liedje dat net werd afgedraaid smoorde ik in de kiem door te melden dat ik helaas was vergeten snoep te kopen. Maar volgend jaar, zo beloofde ik plechtig, mochten ze allemaal weer langskomen en dan zou ik ze werkelijk overláden. Daar kun je als kind natuurlijk helemaal niks mee. Sip liepen de groepjes door naar de buren. Sommige moeders keken me nog even geringschattend aan.
Mijn toezegging was ik het jaar daarop glad vergeten. Ik had sowieso niet in de gaten dat het weer 11 november was en wat dat voor consequenties had.
Vrij laat kwam ik thuis. Maar nog niet laat genoeg. Overal zag ik groepjes kinderen lopen met lampionnen in de hand. Pas toen ging er ook bij mij een lichtje branden. Sint Maarten! Verdomme, het is Sint Maarten!, schoot het door me heen. De snoepinzameling was nog in volle gang. En ik was alweer geklopt.
Er zat maar één ding op. Ik bleef in mijn auto zitten en wachtte op het juiste moment. Toen het in mijn straat net even rustig was, stapte ik uit, sloot mijn auto haastig af, trok een sprintje naar mijn voordeur, liep snel naar binnen, sloeg de deur achter me dicht en verschanste me in de slaapkamer. De lichten liet ik uit. Ik ging op bed liggen en pas ver na achten, toen ik buiten helemaal niets meer hoorde, durfde ik wat lampen aan te steken. Ik was gered.