Wij mannen

Marcel van Stigt 22 okt 2022

Belabberd, futloos, hoesten. Eerst dacht ik nog dat mijn oude, vertrouwde astmaklachten weer de kop op hadden gestoken. Maar nee, ik deed een thuistest en de uitslag was overduidelijk: positief! Zo voelt dat dus, corona. Wist ik dat ook weer.

Nee, dan die periode na de geboorte van onze zoon, ons tweede kind, in 2004. Dát was pas zwaar. Ik werd getroffen door een dubbele longontsteking. Maar ja, vrouw en eerste kind moesten worden ontzien en verzorgd en ik moest aan de bak.

Het werd me regelmatig zwart voor de ogen. Ik sliep – nou ja, sliep… – beneden met mijn zoon op de bank, zodat ik hem drie keer in de nacht zijn flesje kon geven en kon verschonen zonder de rust in huis te verstoren.

Eenmaal deels uit zijn rompertje gepeld en ontdaan van zijn volle luier liet hij standaard een grote straal urine los, waardoor hij geheel nat werd. Altijd weer. „Niet nu! NIET NU!”, riep ik vertwijfeld, terwijl ik een schone luier uit het pak griste, maar daar trok hij zich niets van aan. En dus stond ik om kwart voor vier in de nacht, tollend van de slaap, mijn zoon helemaal uit te kleden, te wassen en weer aan te kleden.

Hoofd vol stopverf

Na de geboorte van onze dochter, in 2003, had ik het ook al zo zwaar. Drie maanden lang darmkrampjes, elke nacht. (Mijn dochter, niet ik.) Met een hoofd vol stopverf en twee zandzware benen zwalkte ik door het huis, soms steun zoekend bij een muur.

En dan die kraamverzorgster. Geen spatje compassie. Dat begon de eerste ochtend al, toen ze naar de slaapkamer liep en haar hoofd om de deur stak. „Goeiemorgen. Ik kom zo weer boven met thee en beschuit.”

Een zonnestraaltje brak door het gitzwarte wolkendek. We schikten de kussens in onze rug en gingen er lekker bij zitten. De kraamverzorgster kwam binnen met een dienblad. Eén bordje met een beschuitje met aardbeienjam en één kopje thee. Niet voor mij.

Nog twee keer trapte ik er daarna in. De eerste keer toen de kraamverzorgster voorstelde te lunchen. „Voor mij drie volkoren boterhammen met oude kaas en rooibosthee”, riep ik meteen. Ze keek me alleen maar even met opgetrokken wenkbrauwen strak aan.

De tweede keer benaderde ze me een stuk vriendelijker. „Koffie?”, vroeg ze. „O, ja, heerlijk”, antwoordde ik. „Mooi”, zei ze, „zet dan voor je vrouw en mij ook een bakkie.”

Nee, wij mannen hebben het niet altijd makkelijk.

Het beste van Metro in je inbox 🌐

Meld je aan voor onze nieuwsbrief en ontvang tot drie keer per week een selectie van onze mooiste verhalen.