Met één been in het graf
Begraafplaatsen, ik heb er iets mee. Lekker rustig en vredig, helemaal zen word ik ervan. Als mijn tijd om is, wil ik ook worden begraven.
Cremeren vind ik niks. Een tikkie te klinisch en te kil. En dan zo’n urn op een tafeltje in de hoek van de huiskamer, ik weet niet of ik daar iemand een plezier mee zal doen. Bovendien lijkt het me niet zo handig als er in huis een paar speelse katten rondlopen. Straks stoten ze me in hun enthousiasme om. Zie me dan maar eens bij elkaar te rapen.
De kans dat er iets misloopt is bij begrafenissen overigens wel groter dan bij een crematie. Laatst heb ik wat belevenissen gehoord van een bevriende uitvaartleider.
De familie van een overleden, wat alternatieve man, had gekozen voor een kist van karton. Hij had bij leven aangegeven dat hij dat graag wilde, dus wat moet je dan? Stug negeren? Nee toch? Het was bovendien weer eens wat anders.
Ideaal is het natuurlijk niet, dat karton. We leven immers in Nederland en in Nederland wil het wel eens regenen. Hard regenen ook.
‘Zakken, zakken!’
Zo ook tijdens de begrafenis van die man. De kist hing op het moment suprême aan twee kettingen boven het graf, klaar om onder het oog van de nabestaanden langzaam te worden neergelaten. Maar het begon te druppelen en al snel kwam er een fikse bui naar beneden. Daar was het omhulsel niet tegen bestand.
Terwijl de bezoekers al naderden, begonnen de kettingen door het karton te snijden, de kist boog aan weerszijden al een beetje door. „Zakken! Meteen zakken!”, siste de uitvaartleider paniekerig. Het kwam nog net goed.
Hij heeft ook eens meegemaakt dat een van de dragers bij de eindbestemming zijn evenwicht verloor. Eerst stond hij nog letterlijk met één been in het graf, maar daarna donderde hij erin. De man was al op leeftijd en het was nog een hele toer om hem er weer uit te tillen. Best gênant.
Nee, dan dat Belgische stel dat voor het eerst van hun leven naar een crematie gaat. Een antieke mop, maar ik vind hem nog steeds ijzersterk.
Eenmaal thuis wordt hen gevraagd hoe ze het allemaal hebben ervaren.
„Nou, we vonden het best leuk”, zegt de man. „Prachtige bloemen, lekkere broodjes en mooie muziek. Wel was het een wat stijf gezelschap. We waren de enigen die dansten.”