Kwek
De definitie van de Nederlandse Encyclopedie: babbelaar, babbelkous, kletskous. Ik heb het over de medewerkster van de bakker en ze is niet op haar mondje gevallen.
Bij de bakker vliegen de broden over de toonbank, de kwaliteit is goed, de stemming van de clientèle is niet anders dan gisteren en eergisteren. Toch kan de geur van het verse brood niet verbloemen dat hier iets aan de hand is.
Als een goed geoliede machine wordt normaliter het brood in vlot tempo verkocht, je ziet alleen maar tevreden klanten. Maar als Kwek (pseudoniem) haar mond opentrekt, fungeert ze als een zandkorreltje dat de raderen blokkeert. Boze blikken van collega’s worden op haar gericht. Ze heeft er lak aan. De klanten gedogen het, ze heeft een lange staat van dienst.
Een nieuwe medewerkster pikt dit niet en heeft waarschijnlijk een klacht ingediend. Kwek houdt haar kwek, het is ijzig stil, de spanning tussen die twee is om te snijden. Kwek heeft haar tot staatsvijand nummer één verklaard. Ze past de tactiek van de verschroeide aarde toe, ze is lucht voor haar en zwijgt haar dood. En dan is het kwaad kersen met haar eten en dat heeft ze geweten.
De ‘verrader’ zie je figuurlijk in elkaar krimpen, ze lijdt eronder, ze kijkt nors. Kwek houdt dit maandenlang vol. Wat dat betreft is ze een wraakzuchtige en keiharde tante. Je hoort geen nieuwtjes meer en de gezelligheid is weg. Toch mag ik haar wel, altijd zo goudeerlijk en recht voor zijn raap.
Schijnvriendelijkheid
In veel winkels is er tegenwoordig schijnvriendelijkheid aanwezig. Het is een professionele houding die consequent wordt doorgevoerd. Als ze na het afrekenen roepen „een fijne dag”, en ze kijken je niet aan, dan weet je al dat ze er geen bal van menen.
In een viszaak in een andere stad is de sfeer even koel als de temperatuur. De eigenaar heeft een strategische werkplek gekozen en overziet zijn zaak als een koning die het land regeert. Onderling wordt er niet gesproken, alleen over haring, tong of schar. Er kan geen lachje af. Zo krijg je dus de perfecte kwaliteit, maar toch…
Ouderwetse gezelligheid
Mijn moeder vertelde me het verhaal van de postbode en de meteropnemer. In de jaren 50 was er in de wijk nog de gezellige dorpsmentaliteit, iedereen wist wel iets van elkaar. Al van ver zwaaide de postbode en riep „post, post”. Ook het verhaal van de meteropnemer was markant voor de tijdgeest. De winters van die tijd waren echte Hollandse winters. Het was een ijskoude dag, de meteropnemer kwam langs, handenwrijvend. „Wilt u een bordje erwtensoep?”, vroeg mijn moeder. Het tweede bordje sloeg hij vanwege de beleefdheid af. Dat waren nog eens tijden.
En was er een happy end? Het hangt ervan af hoe je het bekijkt. Het communicatielijntje tussen die twee is flinterdun. Ik denk dat de lucht inmiddels is geklaard, maar ze zijn geen vrienden voor het leven. Er heerst een wapenstilstand, de professionele vriendelijkheid van de 21ste eeuw.