Mijn spannendste treinreis ooit
Je kiest in je trein een stoel in het gangpad. En dan moet de passagier die recht tegenover je zit ineens overgeven. Wat doe je dan? In alle eerlijkheid: zelf wist ik het ook niet toen ik hier laatst mee werd geconfronteerd.
De man maakte een geluid dat veel weg had van een hik en toen klotste een klets kots over de tas op zijn schoot en op de grond. Behalve hondsberoerd voelde hij zich er zichtbaar doodongelukkig bij. We deelden als enigen het gangpad en hij keek me schichtig en schuldbewust aan. De sporen depte hij met een dun krantje haastig weg. Het papier raakte snel doorweekt en er resteerde een natte plek op de grond.
Zelf voelde ik me er ook niet zo gemakkelijk bij. Wat te doen? Weglopen en elders een andere stoel zoeken? Beetje lullig. Blijven zitten dan maar en hopen op een snel en algeheel herstel?
Ik besloot tot het laatste en pakte mijn boek uit mijn rugzak. Afleiding, dat leek me het beste. Maar ik kon mijn gedachten er niet bij houden. Ik zag geen letters, maar grijze vlakken. En uit mijn ooghoeken hield ik die man in de gaten.
Geschommel in de trein
Hij ademde iets te zwaar naar mijn zin, draaide bovendien constant op zijn stoel. En dat geschommel van die trein werkte ook niet mee. Soms kwam er bij hem een boer op en schoot hij met zijn hand naar zijn mond; bij mij stokte tegelijkertijd de adem in de keel.
Het was een sprinter, dus er waren voldoende kansen dat hij op een van de stations zou uitstappen. Dat gebeurde vooralsnog niet. En zelf moest ik nog zo lang naar mijn eindbestemming. Zelden heb ik minuten zo traag voorbij zien kruipen.
Het dreigde opnieuw mis te gaan. De man leunde voorover, zette zijn ellenbogen op zijn knieën, begroef zijn hoofd in zijn handen en begon gejaagd te blazen en te hijgen. Onwillekeurig trok ik mijn benen op.
Bij het eerstvolgende station nam hij de enige juiste beslissing. Hij stond op en met één hand op zijn buik en de andere op zijn mond spoedde hij zich naar de deur. Tergend langzaam kwam de trein tot stilstand. „Stoppen! Stoppen!”, beet ik niemand in het bijzonder toe.
De man ramde op de knop en sprong naar buiten. De deuren sloten zich en ik kon nog net zien hoe hij naar een grote afvalbak rende. Wat een opluchting!