Muziek
Muziek. Ik kan niet zonder. Geen dag. Ben er mee opgevoed, al was de muziek van mijn ouders niet echt mijn muziek.
Mijn moeder was fan van Jerry Lee Lewis en ik ben echt gehersenspoeld, zing al zijn nummers nog steeds foutloos mee. Als het zou moeten. Ik haatte alles aan die man. Maar laatst hoorde ik zijn vertolking van Somewhere Over The Rainbow en ik vond het mooi. Zo zie je maar…
Ik was als kind jaloers op vriendjes en vriendinnetjes waar thuis ‘gewoon’ de radio aan stond, op Veronica of zo. Bij mij thuis draaiden er van die enorme banden, vol met muziek uit vervlogen tijden. Rock & roll… dat trok ik overigens nog wel enigszins, maar ook country. Vreselijk vond ik het.
Ik heb ook de hele muzikale opvoeding moeten doorlopen. Tegen wil en dank. Dus ik moest noten leren lezen en een instrument leren bespelen. Ik droomde van een gitaar. Zag mezelf al bij een kampvuurtje Kumbaya spelen – en zingen. Leek me echt zó stoer. Maar nee, dat mocht niet. Te werelds. Piano dan… alsjeblieft?
Een droom: achter het kerkorgel
Nee, ik moest op orgelles. Ik denk (weet eigenlijk wel zeker) dat mijn moeder stiekem de droom koesterde dat ik op een dag achter een kerkorgel zou kruipen. Vijf jaar lang (!) ben ik op woensdagmiddag naar orgelles gesleept. Ik vond het een gruwel. Iedere dag een uur, liefst twee, oefenen. Op privéles bij een enge oude man (ja, het mocht wat kosten, die droom van mijn ma) bij de Rotterdamse Muziekschool aan de Oostzeedijk. Toen ik er éindelijk niet meer naar toe hoefde, omdat mijn jongere broer meer ballen had dan ik en het vertikte, ben ik ook nooit meer achter een orgel gekropen. En als mijn ouders me op zondagochtend uit bed bliezen met een lp van Feike Asma, kreeg ik spontaan last van uitslag.
Kortom, mijn ouders en ik lagen niet echt op één lijn.
Dus ik sloot me op in mijn kamer en draaide stug mijn eigen muziek. Of ik luisterde naar de Rotterdamse piratenzenders, waar je ook ‘plaatjes kon aanvragen’. Natuurlijk met de cassetterecorder in de aanslag. Ik maakte mijn zakgeld op aan lp’s en singletjes. Mijn keuze. En dat was eigenlijk gewoon wat er op dat moment in de Top 40 stond.
Zo verzamelde ik een hele stapel langspeelplaten en dozen vol singletjes die ik ooit, in een vlaag van verstandsverbijstering, allemaal heb weggegooid. Want ik had kinderen en ruimtegebrek. Ik hang totaal niet aan spullen, maar dat is nog steeds iets waar ik spijt van heb. En nu struin ik rond in tweedehands warenhuizen en op vintage marktjes. En ik zie ze weer, die langspeelplaten uit mijn jeugd. Eén en al herkenning.
Nostalgie
Ik zie ook de muziek van m’n ouders voorbij komen en ik betrap mezelf er op dat ik er toch een soort van gelukzalig gevoel bij krijg. Nostalgie. Ik zal wel oud worden of zo. Dus heb ik een platenspeler gekocht. En ik ga gewoon al die lp’s kopen. Fuck it. Ook die van mijn ouders. Pat Boone. Dean Martin. Alleen geen Jerry Lee Lewis. Dat vertik ik. Uit principe.
Vandaag naar de Plaatboef geweest. En het begin van mijn nieuwe verzameling is er. Met onder andere Thiller van Michael Jackson, de lp die ik op mijn 15de verjaardag van mijn (toenmalige) liefje kreeg. Wham, uit de tijd dat ik nog dacht dat George Michael op meisjes viel. En Roberta Flack, op haar muziek heb ik vele tranen gelaten als m’n hart weer eens gebroken was. Twaalf stuks. Een mooi begin, toch?
En wie weet. Ga ik binnenkort toch nog eens aan die gitaarlessen beginnen. Of schaf ik opeens die tweedehands piano aan. En dan eens kijken wat ik nog onthouden heb van al die muzieklessen. Laat m’n moeder het maar niet horen!
PS. Ik moest trouwens ook op dansles (stijldansen). Twee seizoenen. Maar dat een andere keer.