The voice of my kids
Ik en mijn één jaar oudere broer Pascal zijn heel verschillend, zelfs een volleerde geneticus zou onmogelijk kunnen raden dat we broers zijn.
Pascal is groot, slank en heeft een donkerbruine krullende haardos. Ik ben kleiner, gespierd en zo kaal als een ei. Pascal is evenwichtig en sterk in wiskunde, ik was een rebel en behaalde meestal slechts een voldoende voor deze droge materie. Nee, algebra en meetkunde, daar had ik niet de juiste hersenknobbels voor. Pascal op zijn beurt was stikjaloers op mijn ijzersterke geheugen voor Latijnse vervoegingen en verbuigingen.
Mijn bejaarde vader concludeerde vlak voor zijn dood: „Claude, je hebt the looks van je opa, en jij, Pascal, hebt the brains van hem meegekregen.”
Broer heeft het allemaal
En zo kan ik nog een tijdje doorgaan: ik lust enkel zwarte pens, hij zweert bij witte pens. Ik had op mijn vijftiende al veel meisjes gekend, Pascal bleef maagd tot zijn vierentwintigste. Ik lijk met mijn overmatige lichaamsbeharing op een gorilla, en jawel je raadt het al, zijn huid is zo glad als een dolfijn.
Yes my brother has it all: behaalde een ingenieursdiploma, deed z’n legerdienst bij de luchtmacht, werkte als manager, huwde een dame met een mooie positie, heeft een flinke dochter en rijdt met chique wagens. Dat was allemaal niet aan mij besteed. Maar hij bewonderde mijn dichtkunst wel.
Je moet geen psycholoog zijn om te begrijpen dat ik en mijn broer niet meteen de beste vrienden zijn. Maar ma accepteert onze grillen en grollen. Toch hebben haar Kaïn en Abel één ding gemeen. Als één van ons tweeën haar belt, om haar een fijne moederdag te wensen bijvoorbeeld, weet ze nooit meteen wie van haar beide zoons zij aan de andere kant van de lijn heeft. Inderdaad, glimlacht zij dan: my kids have the same voice.