Gecremeerde Boontjes
Het begon ooit uit luiheid.
Ik heb niet de sterkste kook-skills. We hebben praktisch een Jamie Oliver-kloon in zowel uiterlijk als vaardigheden in de familie; ik ben niet behept met diezelfde genen. Kennelijk. Laat staan met dezelfde eetlust.
‘Die is van de melkboer’, wordt er steevast naar mij gewezen, als er in een groter gezelschap een verklaring wordt verwacht voor het feit dat ik gastronomisch gezien van een andere planeet lijk te komen.
Tja.
Af en toe heb zelfs ik met koken m’n momenten en sta ik, op het oog vol overgave (in werkelijkheid me keihard afrvagend wat ik in vredesnaam aan het doen ben?!) bijvoorbeeld gehaktballen te draaien.
Zo ook die keer. Het was meteen de eerste keer dat ik dat zelf probeerde, en het was geen geringe opgave om overal rekening mee te houden tijdens dit project. De vloer lag vol paneermeel, peper, zout en andere kruidenpoeders, het aanrecht stond vol met borden, bakjes, messen, plankjes en god mag weten wat, en dan stond het nog niet eens op het vuur. Ik kan niet met aanrechten overweg, ziet u. Net zomin als met handtassen. Op mijn aanrecht staan dingen die niet meer in de keukenkastjes passen, plús dat spul wat je sowieso elke dag gebruikt, zoals een koffiezetapparaat, een waterkoker, een broodtrommel, een vogelkooi en een paardenzadel.
OK ik overdrijf, maar you get the gist.
Ik was zó hard bezig geweest met de gehaktballen te mengen met al die poeders, dat ik straal was vergeten om óók nog water op te zetten voor die stomme bonen. Tot ze met hun diepvriesverpakking als vlag in m’n gezichtsveld begonnen te zwaaien.
De ballen lagen ondertussen vrolijk te sissen in hun saus van boter met olijfolie.
Ten einde raad wierp ik de boontjes dus maar bij de gehaktballen.
Ik wist eigenlijk niet of dat wel mócht, boontjes meebakken met gehaktballen? Je hebt zo van die voedingswaren en die mag je maar op één manier verhitten want anders gaat het mis met je lijf als je het toch nog nuttigt. Zoiets.
De boontjes werden steeds donkerder en donkerder, maar er stond op de verpakking tien minuten, en als je al zo’n kooknitwit bent als ik, denk je: laat ik me er nou toch maar aan houden.
Tien minuten later stonden er compleet geblakerde boontjes met een knapperig zwarte huid op tafel.
De grap was: ze waren superlekker. Zeker met zout. Sindsdien vraagt m’n man zo af en toe ‘zeg, cremeer jij weer eens wat bonen?’