Wenken voor het ideale stukje
Licht, luchtig, terloops en toch diepgaand, in de geest van Campert, zo zou het ideale stukje moeten worden. Je start met een toevallige observatie, een ongewild opgevangen dialoog, een ingeving, een verlangen.
Je leidt die in met een schuine blik op het weer, de metafoor van voorbij drijvende Hollandse wolkenluchten, de melancholie van de vergankelijkheid aangelengd met een toefje menselijk onvermogen. Ga harde feiten uit de weg, ontwijk het benoemen van de gietijzeren mening, die toch voor ieder ander in te ruilen is. Daarmee geef je het stukje een fatale schouderduw.
Nadruk verwoest de indruk.
Stip hooguit aan, vernevel je eigen gelijk en beklaag het onooglijke egootje waar je mee behept bent. Schaar je onder hen die ook maar wat aan rommelen, terwijl je weet dat je je tegelijkertijd boven hen verheft.
Dan kom je in de buurt.
En als je het onderwerp of de dagelijkse beslommering met een herkenbaar beeld weet te verbinden met het grote wereldleed of de collectieve onvolmaaktheid, dan heb je een volgende stap naar het ideale stukje gezet. Maar ook hier geldt dat er een hoopvolle afslag op moet volgen. Het ideale stukje kent geen blinde muur.
Zeg tot slot iets zinnigs over leven en dood en maak het af met een grappige omkering of een verzuchting waarmee je het bovenstaande ironisch onderuit haalt.
Hij kon dat, ideale stukjes schrijven. Wij kleine krabbelaars niet.