De telefoon
Tegenwoordig gaan mijn kinderen slapen met de liedjes van Samson en Gert, daar ze de eenvoudige doch klassieke deuntjes van de babyfoon reeds lange tijd ontgroeid zijn.
Ik wil de kracht van nostalgie niet ontkennen, noch wil ik afbreuk doen aan doeltreffende hits als daar zijn Alles is op, Bij de brandweer of het door Bart Peeters van tekst voorziene Samsonlied, maar voor mij zijn het meer dan eens zenuwslopende mantra’s die zich vakkundig in mijn brein vastbijten. Als ik dan niet snel genoeg afleiding zoek in mijn cd-collectie, is de kans groot dat ik de godganse dag Hey waar is de chocolade loop te zingen, overal waar ik kom. Toen hoorde ik De telefoon.
Buiten de oerdegelijke oudere nummers (ik denk aan de synths van Wij gaan naar de maan of de Star Trekiaanse trompetten van Wat ben ik blij – het is net Deep Space Nine) beroert er de laatste tijd eentje in het bijzonder mijn zinnen. De telefoon dus. Elke avond wanneer dat nummer – zij het in een schelle en wazige vorm – via de babyfoongolven mijn gehoor bereikt, staak ik mijn bezigheden. Ik heb vervolgens even de tijd genomen om er aandachtiger naar te luisteren. Dat kan u ook doen, hieronder. Let ook op het stilistische TV1-logo van weleer.
Als niemand opnam…
Naast de hoopvolle boodschap over troost van een vriend en de melancholische muziek is de hoofdrol onmiskenbaar weggelegd voor dat stuk technologie uit de vorige eeuw: de telefoon. Zelf heb ik geen exemplaar meer staan, maar ik kan me herinneren dat ook ik verweesd achterbleef wanneer niemand opnam. Vaak was dat niet meer dan vervelend, je belde gewoon even later nog eens. Niet thuis betekende toen nog niet bereikbaar. Een vrijheid die we verloren zijn. De gruwel van een gelezen maar onbeantwoord whatsappje bestond nog niet. Waar je vriend vandaag hoogstwaarschijnlijk hoogverraad pleegt, zat hij toen in bad. Wanneer je je afvraagt wat de laatste wensen eigenlijk zijn van je geliefde omdat ze niet binnen het kwartier reageert, was ze in 1995 boodschappen aan het doen bij de GB.
Ik kom uit een generatie die bij het woord ‘telefoon’ meteen ‘fax’ denkt. Ik zie mezelf als klein ventje zitten in de hoek bij de zetel. In vele huishoudens had men een apart meubel om dat ding op te zetten. Met grote ogen keek ik naar de papieren die helemaal uit Duitsland uit onze telefoon gleden. Die waren héél belangrijk en ik hield het als mijn grootste verantwoordelijkheid mij te ontfermen over die papieren in afwezigheid van vader.
Het enige wat voor mij als kind aanleunde bij wat ik nu als stress ervaar, was een bieper. Dat was een klein bakje dat aan de riem van mijn vaders broek hing. Het had iets van een tamagotchi en niet iedereen had er een, werd me verzekerd. Wat wilde ik later ook graag zo’n bieper, én een fax, op voorwaarde dat ik genoeg centen zou verdienen. Ik kijk naar mijn smartphone en denk: het was beter bij die telefoon gebleven.