Liefdesverdriet
Ik wilde je met rust laten. Dat had ik immers aan je beloofd. Alleen mijn schuldgevoel knaagde niet enkel aan me. Het vrat me op met huid en haar.
Jou pijn doen was nooit m’n intentie geweest en toch waren we hier opnieuw beland. M’n verontschuldigingen waren betekenisloos zolang ik m’n gedrag niet veranderde. Zolang ik geen schuld op me wilde nemen voor dat wat toxisch tussen ons was. Ik wilde zeggen dat ik ook van jou houd, je kussen en vastgrijpen. Tot in de eeuwigheid met jou onder mijn dekens liggen. Genieten van de puurheid van het moment, jouw schoonheid. Jouw naaktheid. De kwetsbaarheid van dat je bij me was en jezelf liet zien en ik je mocht aanraken. Als iemand me zou vragen wat ik liever in de wereld had gewild dan jou strelen op dat moment, had ik niets gezegd. Omdat het de waarheid was. Het eerlijk was. Je huid was zacht zoals ik me herinnerde en je stelde je bloot zoals ik voortdurend hoopte dat je zou doen. Je kwetsen was het laatste op aarde dat ik wilde en toch waren we hier weer beland.
Aan diggelen
Niet dat ik het wist. Niet dat je dat toen tegen me zei. Je nam afstand. Hetzelfde als ik van je gewend was en toch kwam het opnieuw als een klap, die alles dat ik op dat moment geloofde over jou en mij aan diggelen sloeg. Ik had beter moeten weten. Ik wist het niet. Ik zag het niet. Ik was verblind door wat het me kostte om met jou te zijn. Je toe te laten en te anticiperen op alle negatieve gevolgen die jouw aanwezigheid in mijn bed me zou kosten. Ik wist dat het me duur zou komen te staan en toch dat het het telkens weer waard zou zijn. Met jou de liefde bedrijven was als thuiskomen in een huis dat ik niet zelf had ingericht en toch als thuis voelde. Je was als het aandoen van licht in een donkere ruimte en dat in de schemering van die enkele stralen alles de kleur gaf die het behoorde te zijn. Ik wist dat jij het anders zag. Dat deerde me niet. Ik wilde enkel opgaan in hoe zeer ik had gemist hier met jou te liggen. Je huid te ruiken, je wangen te strelen, de kleur in je ogen opnieuw te zien en andere kleuren te ontdekken. De wereld zoals jij het zag te leren kennen, te verkennen. Wetende dat je weg zou gaan. Wetende dat ik je weg moest sturen.
Het zal een kwelling zijn om je weg te zien gaan, maar je te zien gaan moet. Ik weet dat je hier niet wil zijn of enkel tijdelijk. Ik ben niet hetgeen dat je naast jou ziet. Hoeveel verdriet me dat ook doet. Ik poog te genieten van alles dat je van jezelf wil laten zien zolang je mij ziet. Je gezicht mijn kussen raakt en met me praat over al dat ik niet met je mee mag maken. Over alles dat je met iemand anders meemaakt. En ik weet dat het zielig is, pathetisch klinkt. Ik wil het echter nog steeds allemaal. Zelfs als het verscheurend is, verkrachtend is, vermoordend is. Ik kan me niets mooiers voorstellen. Ik kan me niets beter voorstellen. Dan hier zijn, met jou.