Juul gaat zwemmen
Ik heb een nichtje van 5 jaar. Haar naam is Juul. Ze is rondom fantastisch. Ergens tussen toen en nu heb ik mezelf in een ‘halen-brengen’-zwemles laten rommelen. Ik vond dat vroeger niet het hoogtepunt van moeder zijn.
„Tante Rista, tante Rista.” De K is lastig; ik ben dus Rista. „Ik kan zwemmen, maar ook tellen want 2+2=6.”
„Ja, Juul. Dat is zo, twee peren en twee appels maken zes mandarijnen, ik snap dat heel goed. Maar vertel eens, hoe het werkt met zwemmen? Hoe moet Rista dat doen?’ Juul is concreet; omkleden, afzetten, een uur later ophalen, weer aankleden, haren wassen en dan in een Unicorn onesie huiswaarts.
Tijdens de omkleedsessie mis ik oordoppen en een knuppel. Tussen de kleedhokjes loopt een gillende vette hap met deuren te smijten, zijn naam is Jonathan, want hij schettert: „Jonathan wil chocomel.” Juul zegt: „Jonathan heeft dorst, Rista.’ Ik denk: ‘Jonathan is een dwingeland en een pestkind.’ Ik fantaseer dat hij op een paarse krokodil de duikplank af wordt gesmeten en op slag stil is, en de krokodil lek. Dat hij van schrik niet meer weet hoe je jankt, dreint, gilt en krijst.
Maar Jonathan stormt richting – ik denk zijn moeder – en geeft haar een beuk en zegt: „Ik wil chocomel.” Ik denk: ‘Etter, wat dacht je van azijn? Dat lust je vast!’ De moeder van Jonathan zegt: „Dat is niet lief Jonathan, je mag niet stompen.” Mooi, denkt Jonathan. Als ik niet mag stompen, dan dus wel schoppen en krijsen. Hij neemt weer een aanloop en geeft een schop en ik zie ook een snotterbel landen op de broekspijp van zijn moeder. Oef wat een etterbak, wat een herrie, wat een pestkind. Wegwezen hier voordat ik uitbreek.
Smurfenhoezen
Wat is het godgrubbels heet in het zwembad als ik Juul afzet bij haar lerares. Slechts één ding gaat er rondom mijn eerste aanwezigheid mis. Ik hoor linksachter: „Mevrouw, mevrouw, u mag hier niet zo lopen!” Fukkerdefuk. De smurfenhoezen, die moeten over mijn schoenen. Ik hoor het mijn zusje nog zeggen: „Vergeet die krengen niet.”
Tien minuten later sta ik buiten. Ik ben rondom gaar, mijn trommelvliezen zijn verhoerd en ik zie asgrauw. Tussen halen en brengen lig ik op bed met meditatiemuziek om bij te komen. Ik app en vraag of het heel gek is om met een geluidsonderdrukkende koptelefoon Juul te halen en hoe je rattengif in chocomelk verwerkt voor Jonathan. Ik krijg terug: ‘Je bent ziek in je hoofd, maar doe wat je niet laten kunt. Kijk uit met rattengif, dat spul is niet best.’
Zonder rattengif, maar met koptelefoon en smurfenhoezen loop ik het zwembad weer in. Godzijdank, Jonathan de stampende en beukende snotterbel is henen. Het is nu de bedoeling dat ik richting douches loop, Juul zoek, haar haren was en dan in Unicorn onesie weer naar huis breng. Nu hoor ik niets met die bedekte oren, maar mijn ogen werken op 300 procent en gaan rap naar de ratten. Ik zie een kleine doucheruimte met zestien volwassenen met smurfenhoezen, onmetelijk veel shampooflessen en dertien kinderen. Waar ben ik terechtgekomen en waar is Juul?
Hijgen als een pakpaard
Gelukkig, ze staat er niet tussen maar ergens aan de zijkant. Als door een slang gebeten grijp ik haar en ren heel hard bij de douches weg richting zwembad. Die blauwe teringhoezen zijn spekglad, het is levensgevaarlijk. Ik zie een lege stoel en plof neer. Ik hijg als een pakpaard, het is godsliederlijk heet. Ik ben half gestoomd, mijn hersens liggen in het frituurvet, wat een nekslag is dit.
Juul zegt: „Ik moet onder de douche Rista.” Ik zeg: „Nee Juul, jij gaat onder de douche als iedereen weg is. Pak jij maar die rode Ajaxbal, naast die badeend. Wij gaan de bal overgooien. ‘Hup Ajax hup’ weet je nog?”
Na tien minuten is de doucheruimte leeg. Juul gaat nu douchen, drukt achttien keer het knopje in, danst in haar eentje in de doucheruimte en vraagt of ik volgende keer weer kom. En dan ook eerst de Ajaxbal en dan de douche. Ik bedenk ondertussen een businessplan; ‘de haal-en-breng-zwemservice’. Als je het wilt overnemen, dat mag. Het is zo goed als klaar. Ik zal niet solliciteren. Ik doe dit alleen voor Juul. Uit liefde!