Is het ku(ns)t?
Mijn vader loopt zo nu en dan nog wel eens bij me binnen. Langzaam schuifelend, meewarig hoofdschuddend en onverwijld een cynisch lachje onderdrukkend.
Mijn vader, krom van het jarenlang stenen sjouwen en op zijn ruim 73-jarige leeftijd nog maar net de prent van het Zigeunerjongetje Met De Traan ontgroeid, schuift na zijn rondje galerie bij me aan, bevestigt de vraag of hij koffie lust en zegt me met een bezorgde ondertoon: „Jongen toch, waar stop jij vandaag de dag je geld allemaal in…?”
Ik neem mijn vader verhalend aan de hand mee en probeer zo goed en zo kwaad als het kan de prijskaartjes te verdedigen die bij de grote diversiteit aan moderne contemporaine hangen. Het kunsthistorische perspectief schetsen en de rol en functie van de vrije geesten van deze tijd proberen te verklaren en legitimeren, heeft bij mijn oude heer geen zin. Ik heb de pogingen wel gedaan hoor, ik ben maar eerlijk. Een gezonde dosis kunstinteresse, – besef en – waardering is simpelweg nooit geconditioneerd. En aangeboren al helemaal niet. De paplepel was in zijn jeugd vooral gevuld met erwten. Pellen na schooltijd en daarna – zodra de schemer werd verjaagd door het donker – schoongewassen met broer en zus in één bed schaapjes tellen. Of erwten.
Warme vader-zoon gevoelens
Zodra zijn laatste slokje koffie is verdwenen staat mijn vader op, recht zijn rug en tast zijn zakken af naar het sleuteltje van zijn fiets. Uitnodigend spreidt hij zijn armen en zoals dat al jaren gaat, laat ik me ook nu weer ritueel omsluiten met warme vader-zoon gevoelens. Het ritueel eindigt onveranderd met een dikke kus.
Terwijl ik hem zie lopen, trots op wie hij is en wat hij voor me betekent, zie ik dat hij plotseling stopt. Hij zet zichzelf voorzichtig een paar passen in zijn achteruit en kijkt opzij. En nog eens. En nog eens. Zijn aandacht is gegrepen door een metersgroot doek met daarop onmiskenbaar een tot in detail uitvergroot vrouwelijk geslachtsorgaan. Compleet met opgewonden vocht en haarloze lippenpracht. Ik zie hem afstand nemen. Twijfelen. Zijn ogen zoeken me en ik doe geen moeite om de zijne de mijne te laten vinden. „Wat is dit nou?”, vraagt hij verlegen. „Dat is kunst pa…”
Met een glimlach stapt hij op zijn fiets, schudt nog eens met zijn hoofd en groet me nogmaals voordat hij langzaam uit het zicht verdwijnt. ‘Kunst’, hoor ik hem denken. Ik neem er gif op in dat morgen mijn moeder op de koffie komt.
Dikke kus,
Ton