Bakkie troost
Sinds tijden ben ik in winkelcentrum Hoog Catharijne (Utrecht). Ik moet naar rechts lees ik in de routebeschrijving. Tegenover de bakkerij bevindt zich de deur naar het bevolkingsonderzoek borstkanker.
Even later sta ik als een arrestant met mijn gezicht naar de muur, klemgezet door een politieagent die me van achteren in de houdgreep neemt. ‘De politieagent’ is een vriendelijke laborante met een mondkapje.
Ze sjort aan me, geeft bevelen die mij in de juiste houding moeten krijgen om mijn borst te laten pletten tussen twee plastic platen. Uit alle macht drukt ze me tegen het röntgenapparaat. Mijn schouder wrikt, mijn ribbenkast kraakt.
Heb je echt niet meer in huis?
Ze prikt in mijn rug, ik moet mijn buik inhouden. „Niet te ver door je knieën, ja zo. Blijven staan! Nu nog je hoofd naar links… adem in… vasthouden!… en ontspan!” Hierna nog vijf keer (andere borst, twee keer oksel, twee keer van opzij). Ze duwt en trekt aan mijn borst alsof ze wil zeggen ‘joh, heb je echt niet meer in huis?’ Ik onderga het zonder morren, concentreer me op haar aanwijzingen. „Eerst nog even kijken of de foto’s scherp zijn”, reageert ze na afloop als ik wil vertrekken.
Tollend sta ik weer buiten. Borsten beurs en gloeiend alsof ze ter plekke zijn gegroeid. Mijn rug en nek voelen alsof ik mijn krachten heb overschat in de sportschool. Met pokerface stap ik de lift in, mij krijgen ze niet klein. Ik denk aan de vrouw voor mij, aan de vrouw die na mij aan de beurt is. Ik denk aan alle vrouwen…
Afleiding nodig
„Mag ik met je mee?”, vraagt een man flemerig met een schijnheilig gezicht. „Anders stap ik niet in.” Waar komt die ineens vandaan?
Ik heb afleiding nodig. In de eerste de beste winkel zie ik dat ik nodig naar de kapper moet. Na het passen van twee jassen daalt mijn stemming snel. Ik maak rechtsomkeert naar het station. Daar bestel ik een idioot dure cappuccino. „Met een vleugje vanille, hazelnoot, pure chocola of witte chocola?”
De bus rijdt over het Amsterdam-Rijnkanaal, ik kijk het containerschip na zolang het kan. Een zitplaats, geen mondkapje, de fluisterstem van Spinvis in mijn oren (‘…en wat ik verder ook probeer, het wordt niet minder alleen maar meer…’) en mierzoete koffie.