Binnen Volt knettert het vrolijk verder
De afgelopen dagen kwamen er weer nieuwe details naar boven over het vermeende wangedrag van Volt-Kamerlid Nilüfer Gündoğan. Diverse melders deden hun verhaal in NRC. De partijleiding liet daarop weten de risico’s van het gedrag van het Kamerlid te hebben onderschat.
De vraag of zij schuldig is of niet hoeft wat mij betreft niet en plain public behandeld te worden. Wat wel een maatschappelijke discussie waard is, is de staatsrechtelijk curieuze uitspraak van vorige week en het kennelijke onvermogen van de politiek om deze crisis zelf te bezweren.
Volkomen terecht dat diverse staatsrechtgeleerden de uitspraak van de rechter in het kort geding van Gündoğan tegen Volt classificeerden als een schending van de scheiding der machten. De rechter bepaalde vorige week dat de Tweede Kamer fractie het verstoten Kamerlid weer in haar gelederen moest opnemen. Fracties zijn echter geen rechtspersonen maar politieke samenwerkingsverbanden tussen individuele Kamerleden. Het is enkel en alleen aan de fractie om te bepalen wie er lid is van die fractie en wie niet. Deze besluitvorming bevindt zich in het politieke domein en daar heeft een rechter dus niets over te zeggen. Puur staatsrechtelijk bekeken is het dan ook te hopen dat in een eventueel hoger beroep deze uitspraak wordt teruggedraaid.
Gedwongen
Net zo curieus als de uitspraak zelf is het feit dat een Kamerlid zich gedwongen voelde om de gang naar de rechter te maken. Ze kwam niet alleen lijnrecht tegenover haar partij te staan, kennelijk was ook het presidium dan wel de Kamervoorzitter niet in staat om de situatie in voldoende mate te beteugelen of zag voor zichzelf daar geen rol weggelegd. Dat laatste zou te begrijpen zijn in het geval van een politiek inhoudelijke fractieruzie maar in het geval van (vermeend) wangedrag en hoe daar mee om te gaan binnen het parlement is bemoeienis van het bestuur van de Kamer in het geheel niet onwenselijk.
De afgelopen weken is ook vaak gewezen op de onervarenheid van de politieke partij Volt. Men heeft te snel en te rigoureus gehandeld en bovendien de kwestie gelijk in de openbaarheid gebracht. Bovendien, zo zei ook de rechter, moest de partij besluiten nemen terwijl de onthullingen over The Voice of Holland nog nadenderden. Die onervarenheid kan een rol gespeeld hebben, maar het is maar de vraag of een vergelijkbare situatie bij een andere partij in deze tijd tot een minder chaotisch resultaat had geleid. We zitten midden in een grote maatschappelijke verandering waarbij wel en niet aanvaardbare omgangsvormen opnieuw worden gedefinieerd. Bovendien is er een breed gedragen oproep om een einde te maken aan de doofpotcultuur. Het is niet ondenkbaar dat een andere partij op een vergelijkbare manier gehandeld zou hebben.
Thema om over na te denken
De manier waarop we in de samenleving omgaan met (beschuldigingen van) ongepast gedrag is net zo goed een thema voor het parlement om over na te denken. Een politieke partij kan als rechtspersoon een lid royeren en dit besluit kan ook aangevochten worden bij de rechter. Maar voor fracties in het parlement ligt het een stuk lastiger. Want doorgaans worden Kamerleden alleen uit de fractie gezet als er sprake is van een politiek onhoudbare situatie. Een verdenking van ongepast, zo mogelijk zelfs strafbaar gedrag, vraagt om herziening van werkwijzen en reglementen van politieke fracties. Niets doen kan niet meer, maar wat dan wel? Het is aan de politiek zelf om hier oplossingen voor te vinden, in de hoop dat een volgende keer een publiek uitgevochten ruzie kan worden vermeden en een rechter niet in de gelegenheid wordt gesteld om zijn of haar boekje te buiten te gaan.