Verstandskies trekken
Ik werd gek van de pijn in m’n bek. Er was een kies die maar niet doorkwam. Bij het kauwen bleef ik op m’n wang bijten. Elke keer opnieuw open. Auw.
Dus een afspraak gemaakt bij de tandarts. Die dag werkte ik. Ik verwachtte dat de tandarts zou zeggen dat ik een gaatje had, of welke spoeling ik nog eens moest gebruiken om van het euvel verholpen te worden, om vervolgens m’n werkdag voort te zetten.
Had ik al vaker gehad. Ik fietste naar de tandarts, kon meteen doorkomen en nam plaats. Met deze tandarts was ik al m’n hele leven bekend. De broer van m’n oude kleuterjuf. Relaxte en professionele man. „Neem plaats”, sprak hij uitnodigend in z’n groene, kortgemouwde uniform. „Wat is het probleem?” „Ik blijf op m’n wangen bijten bij het eten en m’n verstandskies wil maar niet verder doorkomen. Ik word er een beetje gek van”, somde ik op. „Ik zal eens kijken.”
Gereedschap geparkeerd
Hij nam naast m’n hoofd plaats, terwijl ik braaf m’n mond opendeed. „Oh, maar die verstandskies is al door hoor”, sprak hij toen tot mijn verbazing. „Uh-ehhe?” (want wat zeg je in vredesnaam tegen de tandarts die z’n gereedschap in je mond heeft geparkeerd? – no pun intended) „Ik zal ‘m er wel even uittrekken, want hij zit scheef”, sprak hij toen. Hij pakte een tang.
„Kan ik wat verdoving krijgen?”, vroeg ik, held op sokken. „Oh ja, kan wel hoor”, zei hij alsof ik had gevraagd of ik de boter mocht. Hij spoot wat verdoving in m’n mond (alsof er een citroen in m’n mond werd uitgeknepen) en even later was m’n kaak gevoelloos. Een halve minuut later was m’n kies eruit. Ik voelde, ondanks de verdoving, meteen het verschil. „Oh, héérlijk, danke hel!”, sprak ik blij.
Hij duwde een tampon in het gapende gat, liet me de tang met de kies zien. „Hier, wil je je kies bewaren?” Ik knikte. Hij stopte ‘m in een klein papieren zakje. „Suber!” Ik stond op, hij gaf me nog wat instructies voor nazorg („tot morgenavond even vloeibaar eten, dan rustig weer wat vaster beginnen met eten”) en schoonmaken, daarna verliet ik het pand.
Lippen werken niet meer samen
Eenmaal op kantoor begon ik de hinderlijkheid van de verdoving pas te merken. Niet wetende dat de tandarts de verdoving scheef had gespoten, werkten m’n lippen ineens niet meer samen. Ik was de enige die de telefoon aan kon nemen. Toen op een goed moment een collega binnenkwam, piepte die m’n baas op. „Je hebt een mompelende secretaresse hier”, sprak hij olijk, waarop m’n baas naar beneden kwam.
„Wat is er?”, vroeg die. „Heeft de tandarts wat gedaan?” „Ye”, wilde ik stoer klinken, maar de ‘p’ kwam niet mee. „Hij hee’t he kies getrokkeh”, wurmde ik er, na enige moeite, uit. „Och ja, ik hoor het. Nou ja, concentreer jij je dan maar op het typen.” Die avond wierp mijn moeder m’n gehele maaltijd door de magimix. Dat zoog ik als pap naar binnen. Ik probeerde uit automatisme toch te kauwen en dacht nog: ‘Ik wist niet dat er kip door het eten zat?’ Om me daarna te realiseren dat het m’n wang was waar ik zo hard op beet…