Een plekje
De trein stopt en er hopen zich rond elke ingang mensen om de deuren. Terwijl de laatste mensen zich nog naar buiten begeven begint het hoopje mensen, waar ik bij sta, zichzelf naar binnen te proppen. Een mevrouw met krukken duwt nog net niet de laatste passagier die naar buiten komt omver.
Ik zeg wat iedereen kan zien: „Er komt nog iemand uit!” In de hoop dat de mensen die al binnen zijn zich schamen. In de trein zoek ik een plekje. Het liefst een tweezit die nog helemaal vrij is. Maar dat kan ik vergeten. De mensen die die wel hebben weten te bemachtigen, bezetten de stoel naast hun met alles wat ze bij zich hebben en vermijden oogcontact.
Potentiële virusbommen
Achter mij hoor ik een jongen uiterst beleefd vragen aan zo’n iemand: „Mag ik hier zitten?” Hij heeft geluk, het mag. Er wordt zelfs ‘natuurlijk’ gezegd. Van nature mag dat. Maar zo natuurlijk voelt dat op dit moment niet. Waar je de tv, radio of krant ook maar aan zet of openslaat word je gewaarschuwd om juist niet zo dicht op elkaar te zijn. Dat mensen liever naast hun eastpack zitten in plaats van naast een potentiële virusbom dat snap ik wel.
Ik vervolg mijn zoektocht naar ook zo’n veilig plekje in de trein en passeer daarbij de eerste klas. Er zitten wel geteld vier mensen. In de tweede eersteklas-coupé zit één iemand. „Fuck it”, zegt een jongen vergezeld door drie jongeren. Ze installeren zich zich op de rode stoelen.
Voor Jan M. onbetaalbaar
Dat we in 2021 nog steeds gebruik maken van klassen vind ik absurd. Meer betalen voor een zachte iets bredere stoel, daar zie ik het kwaad niet per se van in. Maar wanneer de eerste klas, die voor Jan M. onbetaalbaar is, een veiligere plek is dan waar Jan in de tweede klas kan zitten, merk je dat het gebruik van eerste en tweede klas toch echt niet meer deugt. Ik wil mezelf ook in die coupé installeren, maar durf het niet aan. Een boete komt na twee ‘corona business’-jaren harder aan dan daarvoor. Dus ik duw met mijn elleboog de hendel van de schuifdeur omlaag naar een volle tweede klas en vind een plekje tegenover iemand die zo vriendelijk is zijn benen voor me aan de kant te doen.