Gatenbroek
Er is eigenlijk maar één plek waar je altijd alles mag, waar geen regels zijn en waar het altijd gezellig is. Dat kan maar één plek zijn, het huis van opa en oma. Elke keer als je daar binnenkomt, ruik je de geur van oude mensen, lekker eten en voel je de gezelligheid. Het eten staat vaak al vanaf ‘s ochtends vroeg te sudderen voor het avondeten, want dan smaakt het het lekkerst. Het eten dat met liefde is gemaakt.
De blije, rimpelige gezichtjes die stralend van trots naar je glimlachen. Dan die lekkere dikke, kleffe zoenen die net niet op je mond terechtkomen. Dat zijn toch eigenlijk wel de liefste zoenen die je kunt krijgen. Dan heb je ook nog die grote, warme knuffels. De greep die je bijna plet, door de blijdschap en het enthousiasme, knuffels die je nergens anders vindt. Elke keer krijg je weer dezelfde vragen. Over de knoppen van de afstandsbediening voor de tv, de tablet of over de telefoon. ‘Wat is dat rode lampje op de telefoon?’ ‘Welk knopje moet ik hebben om de gids op te zoeken?’ De standaardvragen die telkens weer terugkeren. Elke keer weer geef je dezelfde uitleg en altijd krijg je hetzelfde antwoord. ‘Ik snap het, voortaan kan ik het zelf doen.’
De eigenwijsheid die hierin terugkomt, maar ook in zoveel andere dingen, zoals nooit willen toegeven dat ze fout zitten, dat ze ouder worden en steeds minder kunnen. Onderling gekibbel over wie er gelijk heeft of niet, is niet van de lucht. Als je dan weer weggaat krijg je altijd wat lekkers mee naar huis, of je nou wilt of niet. Je hebt geen keus. Je krijgt nog een kleffe kus en wordt nog even platgedrukt en vertrekt weer. ‘Dag opa en oma, tot de volgende keer.’
Oma: Ik vond die broek echt vreselijk. Je gaat toch niet vrijwillig rondlopen met gaten in je broek. Kennelijk hebben ouderen andere associaties met een gatenbroek dan wij.
Opa: Nee, ik vond hem ook niet echt mooi. Ze heeft leukere.
Oma: Als wij vroeger met gaten in onze broek moesten lopen, dan werden we uitgelachen. Ik vond het altijd verschrikkelijk als ik in een broek met gaten naar school moest.
Opa: Ja, dat is nou eenmaal de mode van nu.
Oma: Ik snap daar echt niks van, waarom wil je zo armoedig rondlopen?
Opa: We zullen wel oud zijn.