Port betaald
De bel gaat. Een blik naar buiten bevestigt mijn vermoeden: de pakjesbezorger. Als ik een euro zou krijgen voor elk pakje dat ik de afgelopen twee jaar aannam was het eerstvolgende pakketje dat bezorgd werd voor mij bestemd.
En dat zou ik dan lekker door de buren in ontvangst laten nemen. Dat ze dan tussen zes en acht, want dan zijn de meesten in mijn straat thuis, wanneer ze net een fles wijn hebben ontkurkt en zuchtend met de beentjes op de bank zijn geploft, voor mij open moeten doen
„Hallo, ja, pakje, ja dank je, fijne avond.” Weten ze ook eens wat het is.
Pech en opletten
De merchandise wordt ook bijna altijd door de geadresseerden haastig doch beleefd opgehaald. Bijna hè, want als ze om wat voor reden dan ook geen afhaaladres van de bezorger hebben gekregen, dan hebben ze pech. Moeten ze maar opletten. Dus omdat ik in een dure winkelstraat woon waar tenminste één arme werkloze sloeber de waanzinnige online bestellingen van de middenklasse aanneemt, draag ik indirect een steentje bij. Maar het zou me niet verbazen als de gemeente daarop selecteert. Misschien een optie als vacature, maar misschien ga ik nu heel ver?
Het probleem is dat ik er meestal niet op voorbereid ben, op de pakjesbezorger. Maar tussen 10.00 en 16.00 uur ben ik bijna altijd thuis. Dan kom ik net uit de douche of erger, uit bed, en wil eigenlijk met helemaal niemand geconfronteerd worden. Wie nu bemoedigend oppert dat het best wel mee valt… Geloof me, op een slechte dag is een mugshot er niks bij. Gelukkig weet de D*L-meneer dat niet. Die denkt waarschijnlijk dat er meerdere vrouwen op mijn adres wonen (leuke vrouw en terminale schoonmoeder) en is allang blij dat zijn vracht gelost is.
Overbodige aankoop van 22
„Pakje voor nummer 24”, zegt de zichtbaar opgeluchte postiljon als er eindelijk wordt opengedaan door de, tot zijn schrik, terminale schoonmoeder.
Een koude windvlaag doet me even wankelen op mijn benen. Ai verdorie, het is die ene, die leukerd die vorige week nog zo schalks knipoogde toen er voor de zoveelste, hoogstwaarschijnlijk overbodige aankoop van nummer 22 getekend moest worden.
Zonder bril kan ik onmogelijk de krabbel voor ontvangst zetten, dus strompel ik terug naar de woonkamer, struikelend over de punt van het dekbed dat tegen mijn klamme lijf plakt. Om er na enig gevloek en gestommel achter te komen dat mijn bril bovenop mijn hoofd tussen m’n vette, warrige knot gestoken zit, natuurlijk.
„Beterschap en de groetjes aan uw dochter mevrouw.” Een kramakkelig doei krijgt ik er nog net uitgeperst. De wereld – mijn wereld – is weer een stukje afgebrokkeld. Maar de economie is weer gered.