Onbetaalbaar
Maandagmorgen het eerste uur. Ik werk kalmpjes de namenlijst af. De leerlingen van mijn vijfde klas wiskunde A reageren op het horen van hun naam met een kort „ja” of „nee”, al naar gelang ze hun huiswerk af hebben of niet.
Maar bij Joris’ naam blijft het even stil. Ik kijk naar hem, hij bladert in zijn schrift, kijkt schuin naar mij. „Nouhou”, begint deze soms lastpak en altijd druktemaker omslachtig en neemt een hap lucht om een goed onderbouwd verhaal te beginnen. Uiteraard over waarom hij zijn huiswerk niet af heeft. Ik kap hem af, nog voor hij zijn smoes kan beginnen. „Joris”, zeg ik, niet ongemeend, want ik ben oprecht dol op al ‘mijn’ kinderen. „Joris, doe’s dapper, zeg gewoon ‘nee’. Heus. Ik hou tóch wel van je.” Ik kijk hem lief-streng in de ogen, maar bij hem gaat het licht aan. Als een kind zo blij kijkt hij stralend terug. Dan blikt hij snel naar zijn buurman (Nico) en vervolgens weer lachend naar mij. „Houdt u meer van míj of van Nico?” vraagt hij dwingend.
Houden van
De klas houdt de adem in bij dit theaterstukje dat zich onverwacht ontvouwt. „Jóris!!!”, roep ik gespeeld verontwaardigd uit. „Dat vráág je toch niet?! Dan moet ik meteen denken aan hoe ik als klein meisje bij mijn moeder op schoot zat en dat ze dan vroeg, waar mijn vader bij was: „Hou je meer van papa of van mij?” En verrader die ik me voelde als ik mijn moeder haar zin gaf en met tegenzin zei: „Van jou, mama.” Dus echt, hoe kan ik nou kiezen tussen mijn kinderen?” En ik knik van Joris naar Nico. „Hoewel… dat zeg ik nu wel, maar mijn vader redde zich wel geniaal uit die spagaat. Als mijn tweelingzus bij hem zat dan vroeg ze liefjes: „Papaaaaa, van wie hou je meer, van mij of van Dieuwke?” En dan keek hij haar olijk aan en zei: „Marlíes… JIJ… bent mijn líefste dochtertje!” Maar zat ík op zijn knieën en vroeg ik hetzelfde, dan verzekerde hij mij „Díeuwer… JIJ… bent mijn líefste dochtertje” en mijn zus en ik waren beiden volkomen tevreden.”
De klas smult, de ontknoping in zicht. Ik kijk naar Joris. Onverwacht blanco kijkt hij me aan. Even met zijn mond vol tanden. Misschien vraagt hij zich af waarom mensen zo moeilijk kunnen doen. Dan zegt hij. „Míjn vader geeft me gewoon geld.”