De man die ophield te bestaan
De man die ophield te bestaan,
Was er gisteren nog gewoon,
-in volle glorie bovendien,
Zo veegde hij zijn terras nog schoon,
De man die nog bestond, – maar binnenkort ophield te bestaan,
Was een rol koekjes kopen,
Gewoon zo eentje,
Om in de koffie te dopen,
De man die ophield te bestaan,
Had een lekker bakkie gezet,
En de rol met koekjes waren aangebroken,
Tot hij besloot; ik ga nog een uurtje lekker naar bed,
Dus, – de man die nog bestond,
Al was het maar voor even,
Besloot een dutje te gaan doen,
Maar daar besloot zijn hart het te begeven,
Hij was dood,
Met het rol koekjes nog op de aanrecht,
De koffie nog lauw,
De kist had een weg over een mooi schoon terras afgelegd.