Papa, ik wil naar Parijs! Of nee, naar Frankrijk!
Een paar maanden geleden waren mijn vrouw en ik aan het nadenken over wat we konden doen voor de zesde verjaardag van onze zoon. Aangezien we vermaledijde heidenen zijn, doen we niet mee aan eerste communies of vormsels.
Al snel waren we het er roerend over eens dat er wel iets in de plaats mocht komen. Het moest iets spannends zijn, iets wat hij en wij nog lang zouden onthouden. Mijn heidens hart maakte er meteen een moeizame tocht door een donker bos van, waarna we samen over een vuur zouden springen. Echter, mijn rationele hoofd dacht al snel aan een gezellig onderonsje met vrienden en familie op ons terras. Het zou iets daartussen worden.
„Een lentefeest”, laat mijn vrouw zich ontvallen. Het is voor de hand liggend, hij is jarig op 13 juni. Maar wat is dat, een lentefeest? Is dat louter een feest in de lente? „Klinkt als veel volk”, denk ik hardop. We zouden dus naast de bomma en de hechte vrienden ook tante Sonja en nonkel Guust moeten engageren. Nee, het gaat niet per se om veel volk. Trouwens, corona treedt nog steeds op als vakkundige party-pooper. Misschien een groter cadeau dan anders? „Nee, hij heeft al genoeg”, zeggen we in koor. Het draait ook niet om materiële rijkdom. Oké, dus geen massa volk, geen duur cadeau en wellicht geen vuurdoop. Wat dan wel?
Grenzen verleggen
Plots krijgt mijn echtgenote een ingeving: „We kunnen hem drie dingen laten proeven die hij niet lust!”, kirt ze. Maar haar enthousiasme wordt snel getemperd door mijn nee schuddende hoofd. „We willen een feestje, geen aflevering van The Jerry Springer Show”, antwoord ik. Toch heeft ze wel een punt, het gaat over grenzen verleggen. Na een korte brainstorm komt ze opnieuw met een prikkelend idee: een tweedaagse trip, alleen met papa. Wat een meesterlijk plan. Het is speciaal, het is spannend, het is nieuw. De deal is dat zij dat binnen drie jaar ook zou doen met onze dochter. „En op twaalf jaar wisselen we.” Prima. Een feest moest er dan ook nog komen, daaraan wijd ik een volgende blog.
Ik maak me op om een dag of twee naar de zee te gaan of misschien een fietstocht naar de Baalse Hei, waar mijn kinderen niet over kunnen ophouden. Ik kom dus nogal bedrogen uit wanneer mijn zoon zonder verpinken Parijs kiest als bestemming. „Parijs? Maar dat is…” Ik wil hem omverblazen met een enorm getal om hem te vergewissen van de grote afstand, totdat ik besef dat je in twee uur in de Franse hoofdstad bent met de trein. Hij voelt de aarzeling in mijn stem en heeft zijn tweede keuze al klaarstaan: „Oké, dan wil ik Frankrijk!” Ik beloof hem spoedig van een antwoord te voorzien en laat het een dag sudderen in mijn hersenpan. „Papa gaat even een pintje uit de koelkast pakken.”
Voor 25 euro naar Parijs
De volgende dag ben ik weer eens mijn tijd nuttig aan het besteden op smoelboek wanneer ik – hoe kan het ook anders – op reclame in mijn feed stoot van Thalys. Voor 25 euro naar Parijs, heen en terug. Zoiets kan je niet laten liggen. En het is nog in Frankrijk ook! Twee keer geluk. Ik surf gelijk naar Thalys.be en boek na kort overleg met mijn eega en agenda twee kaartjes aan een iets hogere dan in de promo vermelde, zij het nog steeds voordelige prijs.
Mijn handen zijn zweterig en mijn gemoed slingert heen en weer tussen ongeduld en nervositeit. Hoewel ik weet dat Parijs niet zo ver weg is en dat we er maar twee dagen zouden verblijven, hebben zulke ondernemingen altijd een impact op mij. Mijn angst is aangeboren en een gezonde bezorgdheid is eigen aan een (jonge) vader, maar er raast een stofwolk aan adrenaline door mijn lichaam: ik ga dit echt doen met mijn kind. In een vreemd land, met een vreemde taal en vreemde mensen ben ik de enige die ervoor kan zorgen dat hem niets overkomt. Maar ik kijk er enorm naar uit.