Oranje en blauw – geel memo
Tandenknarsend lees ik aan tafel de memo van de KNVB aan de gele supermarkt met de olifantennaam, dat ze wat terughoudender moeten zijn met hun oranje reclameboodschappen. De sponsor is toch echt de blauwe supermarkt, waarvan ik nu de slecht gewassen bittere andijvie eet. Als dat ‘het lekkere…’ is, kun je maar beter niet meer over smaak spreken van de blauwe supermarkt, die alle ‘gezellige’ familie-reclames van de gele supermarkt heeft gejat.
Mijn perzik is zo hard waardoor ik denk dat de blauwe beter het EK hockey kan sponsoren. De volgende dag hang ik een memo op het prijkbord van de ‘lekkere supermarkt’ waarbij ik ook nog even mijn misnoegen uitspreek over de winkelwagentjes die ‘regelmatig door onze medewerkers worden schoongemaakt’, maar in werkelijkheid – in tegenstelling tot een week geleden – keer op keer worden gebruikt zonder dat een medewerker ze ‘geaaid’ heeft.
Een memo is toch vooral een kort briefje om iemand aan iets te herinneren. Mijn memo is wel wat lang geworden, maar kort in vergelijking met die van Pieter Omtzigt, die daar ruim zeventig pagina’s voor nodig had. Niemand van het CDA blijkt zich de memo te kunnen herinneren. Dus is het zaak in het vervolg memo’s over memo’s te verspreiden. Bijvoorbeeld door het plakken van die vervelende gele plakpapiertjes aan beeldschermen of zoiets. Christen-collega Sywert heeft vast nog wel ergens een partijtje slecht klevende exemplaren liggen, die hij belangeloos ter beschikking stelt.
Maar negen miljoen terugstorten doet hij niet. Dat gaat Amalia wel doen. Ze ziet af van haar uitkering die uit salaris en onderhoud bestaat. Althans, zo lang als ze studeert – wel even een memootje aan je beeldscherm plakken, Amalia. Papa en mama moeten toch íéts doen om hun gedeukte blazoen op te poetsen. En beter dat dan ‘de boot verkopen’.
Vanochtend spreek ik de manager van de blauwe supermarkt als ik bij de perziken sta.
‘Sponsoren jullie ook het EK hockey?’
‘Nee, dat doen die kakkerige banken doorgaans. Wij letten op de kleintjes.’
‘Heeft u mijn memo nog gelezen?’
‘Bedoelt u soms die lange?’
‘Ja.’
‘Nee, daar heb ik geen herinnering aan.’
‘s Middags vraag ik mijn nichtje of ik haar moet helpen met haar brief aan Mark Rutte voor een studietoelage; haar ouders hebben het niet breed. Ik adviseer haar geen handgeschreven brief te schrijven. ‘Nee,’ zegt ze, ‘en coronatijd spel ik correct, anders denkt Mark natuurlijk dat iemand mij gedicteerd heeft.’
Slimme meid, cum laude geslaagd.