Pallet hout voor de deur
Zit ik rustig m’n krant te lezen op de bank, valt het me ineens op dat die grasmaaimachine die ik al een poosje lijk te horen, wel érg dichtbij komt.
En bovendien van een kant waar ik die niet verwacht: het gras in ons deel van de wijk ligt waar ik op dat moment met m’n neus naartoe zit, niet met m’n rug. Ineens word ik me de ‘schuldige’ gewaar: een vorkheftruck die als een uiterst lawaaiige krab om de hoek komt. Met een lading hout. En een bezorger.
Ik denk nog: het is vast voor de buren, want ik weet van niks en ik verwacht nog minder. Al helemaal geen lading hout die zo groot is dat een vorkheftruck nodig is. Dan wijst de chauffeur van deze zijwaartse krab me aan, terwijl hij de vorkheftruck een soort beleefde buiging laat maken. En de planken voor het huis worden gepresenteerd als ware het een idioot grote pizza.
Uh-oh.
De confrontatie dan maar. „Ik heb niks besteld”, breng ik uit aan de voordeur. Het adres blijkt echter te kloppen. Ik sjees naar de studeerkamer, gebied m’n man: „Kijk jij eens naar buiten?!”, waarop hij dat braaf doet en ik vervolg: „Dit zouden wij besteld hebben?!” en hij met me meekomt.
Olifant
Eenmaal buiten blijkt de bezorger foetsie, maar staat z’n vorkheftruck nog altijd in aanbiedende wijs met de planken en een pallet eronder. Boven wat lustige bloeiers, alsmede met de wielen van die vorkheftruck klem tegen wat kliko’s. Eromheen kun je nauwelijks. De olifant in de voortuin.
Een paar buren zijn ook uit hun schulp gekropen. Wat maakte toch dat lawaai? En hemel, wat zijn wij van plan dan? Ja, niks dus. Dan komt de bezorger al bellend terug. Hij blijkt verkeerd te zijn. Het adres klopt wel, maar de plaatsnaam niet. Totaal ander postcodegebied.
De bezorger verdwijnt, nog net niet met het schaamrood op de kaken. En de kliko’s kunnen weer gerust ademhalen.