Zomaar een cliché
Vandaag woonde ik het sollicitatiegesprek bij van een sollicitante die wellicht mijn directe collega wordt. Het was een gesprek met een variatie aan vragen over en weer, maar omdat ze is geboren in het jaar dat ik begon met werken, was er eigenlijk maar één vraag die ik vanaf het begin had willen stellen: „Hoe lijkt het jou om samen te werken met iemand die jouw moeder had kunnen zijn?”
Toen ik het gesprek voorbereidde moest ik namelijk terugdenken aan mijn eigen beginjaren op de werkvloer en aan hoe ik toen dacht over de collega’s in de leeftijd van mijn ouders. Ik zag ze toch echt als ‘oudere’. Nu ik zelf de ‘oudere’ ben in een omgeving met veel jonge collega’s, zie ik dat natuurlijk helemaal anders. Ik voel me minimaal net zo ‘jong’ en ik voel helemaal geen afstand. Helaas is de wens is hier ongetwijfeld de vader van de gedachte.
Rimpels en plooien
Hoe vaak heb ik mijn eigen ouders niet horen zeggen dat ze zich helemaal niet zo oud voelden als ze waren, terwijl ik ze op dat moment echt wel oud vond. Dat is nu ook niet anders, alleen zeggen mijn kinderen het ook nog eens hardop. Ze wijzen mij regelmatig op alle rimpels en plooien, terwijl ik zelf nog moet wennen aan het idee dat ik moeder van twee puberkinderen ben. En hoe jeugdig ik ook achter elke bal sprintte op een ouder-kind toernooi, kinderen zien alleen het witte haar en trekken daaruit hun conclusie. En als ik dan bedenk dat ik volgend jaar 50 word, kan ik ze geen ongelijk geven.
Ook kan ik mij nog goed herinneren dat ik vol verwachting naar een reünistenborrel ging. Na wat gesmeer in het hotel vond ik nog dat het verschil met de huidige lichting niet heel groot kon zijn. Bij binnenkomst las ik van de gezichten af dat de waarheid echt anders lag. Ik zag ze denken: „Daar komen de oudjes.”
Jong en fruitig
En daar moest ik dus alsmaar aan denken, terwijl ik na een hele drukke week op de vrijdagmiddag zo jong en fruitig mogelijk in de camera keek. „Wat kan ik van jou leren?”, was de vraag die ik uiteindelijk stelde. En ook al heb ik geleerd om clichés in een column te mijden, sluit ik deze met één af: bijna 50 of niet, ik ben gelukkig nooit te oud om te leren. Te jong trouwens ook niet.