Er kwam een boot aan
Vandaag vaart de veerboot kennelijk niet. Ik lees op het bord. Geen waarom. Voor mij maakt het niets uit, ik heb geen plannen.
Ik sta daar omdat het fijn is om er te staan, bij de rivier, kijkend naar het water. Komt er nog een boot aan? Ik wandel verder op het pad naar links, een paar meter boven de rivier, langs de huizen met een uitzicht om jaloers op te zijn. Nog maar enkele weken geleden stond dit pad onder water. Ook de twee banken vlak bij de pont staken nog net een halve meter boven de rivier uit. Het water in de Lek stond zo hoog dat de uiterwaarden niet meer zichtbaar waren. De Lek was niet alleen hoger maar ook meters breder. Ongekend. Toen moest het nog gaan sneeuwen, daarna ging het vriezen. Hoezo niets te beleven?
Schoonheid van kijken
Er komt een boot aanvaren. ‘Antonie’ staat op de boot. De eerste naam van man, hoewel anders gespeld. Niet dat iemand hem zo noemt. De boot is blauw met rood, ziet er mooi onderhouden uit. Er loopt een vrouw op het dek met een touw in haar hand. Aan de grootte van de vrouw kun je zien hoe groot de boot werkelijk is. Ik houd ervan, kijken naar varende boten. Veel mensen doen dit graag. Mijn vader ook. Hij wandelde regelmatig langs de Waterweg, vlak bij ons toenmalige huis. Of een stuk verder, op De Pier van Hoek van Holland. Niets kan je zo goed uit je kop halen als uitzicht op het water, de soms kolossale boten die voorbij varen. Waar zouden ze heen gaan? Het relativeert, je bent een passant, vermoedt een andere wereld, er is nog zoveel meer dan ons eigen kleine leven. Je hoeft hier niets mee, dat is het mooie. De schoonheid van het kijken.
Ooit stond ik te wachten op het perron van station Maarssen. Als afleiding keek ik naar het Amsterdam-Rijnkanaal. Er kwam een boot aan. ‘Hans – Nico’ stond erop. Mijn vader, toen al jaren overleden, heette Hans. Zijn broer uit Australië, het jaar daarvoor overleden, heette Nico. Het tintelde van mijn kruin tot aan mijn voeten. Nog net op tijd stapte ik in de trein naar huis.