Een lieve meisjeslach
Ik slof door de supermarkt. Mijn dagelijkse uitstapje. Ik had me bij ‘de beste tijd van je leven’ wel iets anders voorgesteld. Lusteloos gooi ik een netje rode uien in mijn winkelwagen.
Ik ben 19 jaar oud en studeer al maandenlang online in een studentenkamertje van zes vierkante meter in Utrecht. Natuurlijk begrijp ik best dat we solidair moeten zijn met de ouderen. Dat we allemaal offers moeten brengen om straks weer de wereld te kunnen verkennen. Dat elke mutatie van het virus met argusogen moet worden bekeken. Maar ik ben ook een jonge kerel die journalistiek is gaan studeren omdat ik actie wilde. De straat op! Mensen het hemd van het lijf vragen!
Lamlendig snoozen
Paprika, courgette en spaghetti belanden naast de rode uien in de wagen. De laatste tijd ben ik vaak moe. En dat terwijl ik meer slaap dan ooit. Acht uur ononderbroken en nog twee uur lamlendig snoozen. Ik heb toch weinig te doen. Ik zou het er graag over hebben met mijn huisgenoot Tessa, maar onze band is verslechterd. Toen we net samenwoonden, konden we het nog goed met elkaar vinden; nu ruziën we voortdurend over corona. Zij leunt meer naar het kamp van de complottheoristen, terwijl ik mijn vertrouwen leg bij de wetenschap. Hoewel ik vind dat de vrijheid van jongeren teveel wordt beperkt, kunnen we elkaar niet vinden in het midden. Als twee mensen geloven in een totaal andere werkelijkheid is er geen basis voor een constructief gesprek.
Ik pak een potje pesto uit het schap. Het wordt – alweer – pasta met pesto. Een klassieke studentenmaaltijd. Ik realiseer met dat ik eenzaam ben. Het is moeilijk te verkroppen. Het liefst zou ik het ontkennen. Een stoere man in de kracht van zijn leven is niet eenzaam. En wat is nou een jaar van je leven? Eigenlijk is de kernvraag: waarom ben ik niet veerkrachtig genoeg om fluitend door deze pandemie te leven?
Koppijn van het scherm
Ik slenter gapend richting de kassa. Mijn gemondkapte medemensen stralen weinig warmte uit. Iedereen wil weer snel naar buiten en het mondkapje van zijn gezicht trekken. Straks moet ik weer achter mijn laptop zitten voor een college over het medialandschap anno nu. Ik kan het kutding niet meer zien! In de avond heb ik soms koppijn van het scherm. Toch begin ik telkens weer aan een slappe serie uit pure verveling.
„…wakker?” vraagt een vriendelijke meisjesstem. Ik schrik op uit mijn overpeinzingen. “Sorry?”
Het kassameisje – Sofie volgens haar naambordje – trekt haar mondkapje vluchtig naar beneden en glimlacht lief naar me. „Ik vroeg of je wakker was. Het is 6 euro bij elkaar.”
Een vluchtige kriebel woelt door mijn buik. „Ik ben er weer”, antwoord ik uiteindelijk. Ik trek mijn mondkapje kort naar beneden en glimlach terug.
Ze giechelt vanachter haar mondkapje. „Kom nog maar een keer langs, slaapkop!”
Ik reken af en loop richting de uitgang. Vlak voor de schuifdeuren kijk ik nog een keer om en zie dat ze me nakijkt. Buiten maak ik onverwachts een huppeltje, plots weer vol energie en levenslust door een lieve meisjeslach.