Corona dagen: ongeduld
Go, go, go! Bij de laatste meters van de marathon staan de mensen op de banken en moedigen de lopers aan. Dat beeld doemde vanochtend op tijdens een korte wandeling door de buurt. Bij de bakkers stonden de mensen op de stoep. Waar de afstand tussen de klanten vorige week nog minimaal anderhalve meter bedroeg, schatte ik nu dat het maximaal anderhalve meter was. De gezichten waren bedrukter. Hoe lang nog?
Er lijkt een vermoeidheid op te treden. Mensen hebben dagenlang hun stinkende best gedaan, maar vinden het nu welletjes. Hou vol, wil ik de mensen zeggen die op deze zonnige ochtend op hun verse broodjes wachten. Denk aan de marathon, aan de Tour de France, aan de Vierdaagse, denk aan die laatste meters. Nog negen dagen, kom op!
Maar op mijn gedachten wordt cynisch lachend gereageerd door een gezin met kinderen. Papa en de buurman slaan elkaar op de schouder, mama lacht ondeugend en de kinderen giechelen. „C’est la vie” hoor ik de dikke pappa zeggen voordat hij een sigaret opsteekt. Eén van de kinderen loopt op een oudere voorbijganger af en tikt hem op zijn jas. Snel rent het meisje terug naar papa en mama, die het tafereel lachend gadeslaan. De kinderen hebben een nieuwe vorm van tikkertje ontdekt. Mensen stiekem aanraken en dan wegrennen. Een soort belletje trekken, maar dan minder onschuldig.
Eerder schreef ik al dat deze dagen een mooie test zijn om zoveel mogelijk in het hier en nu te leven, zonder té veel aan de toekomst te denken. Het tovermiddel is vertrouwen, vertrouwen in wat komen gaat. Grote plannen maken heeft dezer dagen geen zin. Niemand weet hoe de wereld er morgen uitziet. Of overmorgen. Dat is altijd zo geweest, maar nu bestaat de mogelijkheid daar eens bewust mee om te gaan. Het leven is noch een marathon, noch een Vierdaagse. Er is geen concreet doel, laat staan een finish. Het leven is altijd in beweging.