Schaatsfoto
Ik schuifel door de sneeuw, kijk naar de schaatsende meute. Het ziet er vrolijk uit. Ik ben op weg naar een andere plas, een eind verderop in het park. Daar schaatst zoon, twaalf, met zijn vrienden op een aangelegde ijsbaan, tussen de knotwilgen. Ik voel in mijn jaszak of ik mijn fototoestel bij me heb. Mijn telefoon is onbetrouwbaar, bezig aan zijn afscheid, al weken. Ik sta er bij en kijk er naar, maar grijp niet in. Gisteravond merkte ik dat ik geen mail meer kon ontvangen, ook niet toen ik mijn bestanden op schoonde. Vanochtend maakte ik een foto: Pang, alles op zwart. Het lukte me om hem weer aan te zetten, had nog 1 procent. Het duurde eeuwig voordat hij was opgeladen.
Ik wandel op het fietspad, omringd door een besneeuwde omgeving kijk ik naar de kale boomtakken, tegen een strakblauwe lucht. Hoog op een afgetopte boomstam zit een eend. Ik ruk aan de rits van mijn jaszak, pak mijn fototoestel, trek met mijn tanden mijn handschoen uit, snel. Te laat. Elegant vliegt de eend weg. Ik kom op een driesprong, ook op de visvijver rechts zwieren plukjes mensen rond. Ik ga linksaf, hoor het geluid van mijn telefoon. Handschoen uit, andere jaszak. Mijn broer. Hij doet verslag van het bezoek aan onze moeder in het verpleeghuis, een uur rijden bij ons vandaan. Een persoon per dag, een uur, luidt de afspraak sinds enkele weken.
Mijn moeder herkende hem, maar wilde niet direct mee, de lift in, naar de Brasserie. Ze zaten er nog geen vijf minuten aan tafel. Mijn moeder keek benauwd, mijn broer wist hoe laat het was. Hij kwam voor een aantal dilemma’s te staan in de zorg voor onze moeder, in de toch al tropische temperaturen binnen het tehuis, met mondkapje op. Aandachtig luister ik naar zijn relaas, zie het voor me, laat dat maar aan mijn broer over. Ik stap opzij voor een passerende fietser, knijp in mijn handschoen loze vingers. Ik leef met hem mee. Waardeloos dat hij er alleen voor stond. Hij had het goed opgelost, heeft haar weer even gezien. Ik niet. ‘Maak je daarover geen zorgen’ zegt mijn broer, ‘ze zei dat ze je gisteren nog uitgebreid had gesproken’. Hier moeten we samen om grinniken.
Na een uur ben ik thuis. Even later kijk ik op het scherm naar de foto van mijn schaatsende zoon.