Naar buiten

Carlita van Rossum 1 feb 2021

Utrecht werd vroeger gezien als het dorpse zusje van de grote broers Amsterdam en Rotterdam, maar dit is allang niet meer het geval.

In de afgelopen decennia verrees hier de grootste Vinexwijk van Nederland, waardoor de voormalig dorpse rand (Vleuten en De Meern) volledig opging in de stad. In mijn schoolse jaren fietste je de brug over en dan was je omringd door weilanden. Kon je kilometers fietsen zonder iemand tegen te komen. Het contrast met nu is oogverblindend scherp geworden.

Vruchteloos zoeken naar rust

Ik heb al eens eerder geschreven over de drukte in de stad en het vruchteloos zoeken naar wat rust. En dat was in de periode dat iedereen nog ‘naar zijn werk’ ging. Nu werkt iedereen thuis en zien we de muren op ons afkomen, vooral omdat de gemiddelde Utrechter met een gewoon inkomen niet bepaald een grote woning bezit. Laat staan een tuin. En dus vluchten wij overbevolkers naar buiten, bij gebrek aan uitjes die ooit normaal waren, zoals het centrum ingaan, naar een dierentuin gaan of op een terrasje neerstrijken. De paden op, de lanen in. Zo hebben de files zich verlegd van de snelweg naar het voet- of fietspad. Inclusief boze blikken en rinkelende fietsbellen. We raken geïrriteerd. We lopen elkaar letterlijk in de weg.

Bosbeheer klaagt over al die stadse mensen die zich als mieren verspreiden over de paar natuurgebieden die Utrecht ‘rijk’ is en de rust van de dieren verstoren. De parken, Utrechts trots (en ze zijn ook daadwerkelijk mooi) lijken soms wel op een zomers festival en waar een stroompje water ligt, liggen ook de bewoners van onze stad. De gevolgen hiervan zijn meestal ook zichtbaar; van achteloos weggesmeten afval en lachgasballonnen kijkt niemand meer op en de vernielingen in de parken worden ook amper meer vermeld in het nieuws. En, even voor alle duidelijkheid, ik vind dit ook echt geen fijne ontwikkeling. Maar kijk ik er heel erg van op? Nee…

Peperdure grond

Utrecht is lange tijd alleen maar bezig geweest met zoveel mogelijk grond verkopen aan projectontwikkelaars met de dikste portemonnee. Die grond is peperduur geworden. Er werden woningen op gebouwd die niemand met een normaal inkomen kan betalen. Die grond was ooit weiland. Daar waren slootjes en dieren. Wegen die niet van a naar b liepen, stukken wild groen gras met paardenbloemen en blubberige kleigrond waar je doorheen kon dwalen. De vraag naar betaalbare huizen werd steeds groter, maar die kwamen er niet. De bestaande oude flatjes werden ‘gerenoveerd’, waarna de huur fors omhoog kon. En nu is Utrecht zijn sterrenstatus voorbij gegroeid. Het is een concrete jungle geworden. Steeds minder groen, steeds meer beton, steeds minder ruimte. En er is nooit nagedacht over wat zo’n overvolle omgeving kan doen met het welzijn van mensen. Met het gevoel van opgesloten zijn. En vervolgens kwam corona.

De trek uit de stad is begonnen voor de geluksvogels die hier de centen voor hebben. Als je vanuit huis kan werken, waarom niet? De rest kijkt reikhalzend uit naar het einde van het coronatijdperk, zodat ze in ieder geval de drukte even tijdelijk achter zich kunnen laten. Maar misschien is de tijd ook gewoon aangebroken om eens kritisch te kijken naar hoe we willen dat onze leefomgeving eruit ziet. En die wens draait allang niet meer om luxe. We willen simpelweg adem kunnen halen.