Het evenwicht van een codicil
Gedurende de laatste novemberdagen van 2013 begon ik te verlangen naar een tastbaar bewijs van de eindigheid van mijn bestaan, zo erg was ik vastgelopen in het leven. Godzijdank geschiedde er vlak voor kerst een wonder: de diagnose ADHD werd gesteld.
Veel te laat, op mijn tweeëndertigste, maar toch, met medicijnen en coaching kon ik weer vooruit. In de tussentijd had ik mijn sterfelijkheid zwart-op-wit thuisgestuurd gekregen: een papiertje ter grootte van een pinpas – handig voor in de portemonnee – waarop het ministerie van VWS registratie in het Donorregister bevestigde. Begin december hield ik, toen nog zeer depressief, organische uitverkoop. Een donorcodicil, dat zou ik kunnen koesteren op momenten dat ik het echt niet meer wist, was de gedachte. De allerlaatste gebeurtenis als stip op de horizon.
Hanteerbaar ongelukkig
Anno 2021 ben ik, net als 95 procent van de Nederlandse bevolking, gewoon hanteerbaar ongelukkig. 50 procent van onze burgerij staat inmiddels als donor geregistreerd. Dit is te danken aan de nieuwe wet waar Pia Dijkstra van D66 zich hard voor maakte. Praktisch geredeneerd een groot succes, principieel ervaar ik een drukkend gevoel op de borst, mij realiserend dat de organen van iedere nieuwgeborene in beginsel de overheid toebehoren.
Schending van een principe is de geboorte van een glijdende schaal. ‘Nul’ luidt de som van alle in Nederland toegepaste lijfstraffen, zodra dit ‘één’ wordt, is ‘honderdduizend’ mogelijk. Nul blijft overzichtelijk: nul. Het machtsevenwicht tussen overheid en burger is uiteraard niet in zo’n simpel getal te vangen. Toch kunnen we vaststellen, overigens zonder een causaal verband te suggeren, dat het aantal door Den Haag opgelegde leefregels omwille van de volksgezondheid sinds de invoering van de Donorwet is geëxplodeerd. Toeval? Kan, maar misschien denken we te praktisch en te weinig principieel.
Persoonlijk grijpt de uitbreidende staatsmacht mij naar de keel, maar ik heb altijd mijn codicil nog.