Broodnodige vriendelijkheid
Regelmatig fiets ik tegenwoordig op en neer naar mijn werk, door de bossen. Heerlijk even je hoofd leegmaken.
Gisteren reed ik langs het AZC dat in die bossen ligt. Met zulk mooi weer lopen er veel mensen in die omgeving, waaronder op het aangrenzende fietspad waar ik fietste.
Breed lachend en met een gebit zo wit om jaloers op te zijn, kwam een indrukwekkend knappe en vrolijk gemutste Afrikaanse man mij tegemoet op het fietspad. Wel fietste hij aan de verkeerde kant van het fietspad, maar na een vriendelijk hello vergaf ik hem dat meteen.
Verderop fietste een clubje mannen die dwars achterop zittend bij elkaar in een nogal heftige verbale, deels gebarende discussie verwikkeld waren. Ze hadden geen oor voor mijn fietsbel, maar een vriendelijk ‘joehoe’ van mijn kant zorgde ervoor dat de twee naast elkaar fietsende mannen van elkaar weken en zo een doorgang creëerden. Die was beslist niet corona-proof, maar ik vond dat ik het niet kon weigeren deze te trotseren. Ik voelde me zeer koninklijk en ze riepen me beslist nog wat vriendelijke woorden toe, die ik niet verstond. Ik kreeg het er warm van.
Groet na groet
Verderop zaten een paar mannen in de berm in de zon met hun tassen even uit te rusten. Ik groette ze en ze groetten terug.
Hierna vervolgde ik mijn weg naar de plaatselijke supermarkt en deed nog snel even wat boodschappen voor het avondeten. Omdat ik nogal gehaast was, of misschien nog naast mijn schoenen liep van alle egards onderweg, liet ik een brood vallen en ik bukte vlug om het op te rapen. Voor ik er erg in had greep één jongen van een tweetal achter mij het brood en zei zoiets van ‘here your bread, please, please, miss, sorry!‘ Ik bedankte de jongen en had voor de derde keer binnen een uur een big smile op mijn gezicht…
Ik zie ze vaak lopen of fietsen, die mooie, verschillende mensen die daar wonen. Vaak met jonge kinderen, kinderwagens, ze komen waarschijnlijk overal ter wereld vandaan. Ze lopen of fietsen langs de weilanden met hun tassen. Ik zie ze en denk dan vooral aan hun achterland, waar komen ze vandaan? Wat hebben hun ogen gezien? Hebben ze nog familie ginds? Wat vinden ze van ons? Hoe zien ze de toekomst? Ik vind dat fascinerend en indrukwekkend. Hopelijk komen ze heel ver met hun dromen, leren wij van hen en zij van ons en wordt de kloof steeds kleiner. Dat is broodnodig denk ik en vooral leuk.