Wie laat mij nog progressief-sociaalliberaal zijn?
Nu de Tweede Kamerverkiezingen bijna voor de deur staan ben ik me weer over de vraag aan het buigen waar ik op zou moeten stemmen.
Ik weet wat ik wil en waar ik voor sta, maar ik kwam er ook langzaam achter dat mijn waarden zich niet altijd laten vertalen naar een specifieke partij. Ik ben bang dat er meer mensen zijn die denken zoals ik, die uiteindelijk ook geen idee hebben waar ze met hun idealen kwijt kunnen. En daarom ga ik de vraag proberen te beantwoorden: ‘Wie laat mij nog progressief-liberaal zijn?’
De overheid is er om je te helpen waar nodig, niet om je kont af te vegen wanneer je er geen zin in hebt.
Die zin, misschien wel de beste samenvatting van het liberalisme, vat een groot deel van mijn denkbeelden samen. Ik ben een harde werker en verwacht niet dat andere mensen mij voordeeltjes doorspelen waar ik zelf niks voor heb moeten doen.Maar definieer ‘waar nodig’ maar eens.
Een goed sociaal vangnet is belangrijk en de overheid moet flink investeren in cruciale sectoren als zorg en onderwijs: dit zijn in Nederland al vaak linksere thema’s, want bij de liberale VVD hoef je niet aan te komen zetten met deze plannen.
D66 en PvdA te eurofiel.
Dan die andere progressief-liberale partij: D66. Zoals Nieuwsuur ooit zei vlak voor de verkiezingen van 2017: ‘Ooit de rebel, nu volop onderdeel van het systeem.’ En het is waar. D66 heeft inderdaad voor meer geld voor onderwijs, zorg en kunst en cultuur gezorgd, maar met hun extreem eurofiele houding maken ze zich niet bij elke liberaal even populair.
Dat D66 vooruitstrevend is ontkent niemand en ik waardeer hun geweldige inzet in de klimaatcrisis, de acceptatie van LHBT’ers en hun voorstellen voor racismebestrijding. Ik kan me zeker vinden in hun nationale culturele agenda, maar naast het Brusselknuffelen moeten we ook niet vergeten dat D66 zélf verantwoordelijk is voor het leenstelsel voor studenten waar erg veel studenten de dupe van zijn.
Je zou voorzichtig kunnen zeggen dat de onderwijspartij onderwijs juist mínder toegankelijk heeft gemaakt.
Progressief-sociaalliberalisme zonder Brussel.
Wanneer je D66, de PvdA en de VVD wegstreept blijft er één partij over die het liberalisme van het individu hoog in het vaandel heeft staan én kritisch is op de bureaucraten in Brussel: het geesteskind van Marianne Thieme, de Partij voor de Dieren. Ook al heeft de PvdD nog wel eens te kampen met een one-issue-imago-issue (mooi woord trouwens) hebben ze wel een agenda waar menig progressief sociaalliberaal eens een blik op moet werpen.
Ik denk dat veel PvdA’ers die ontevreden zijn over de lijn tegenover Brussel en D66’ers die menen dat de partij te veel achter de VVD is gaan aanlopen zich best kunnen vinden in de dierenpartij.