De conducteur
Ik zit in een rustige trein. Er zit een man in mijn coupé. Hij is aan het schreeuwen, hard aan het schreeuwen. Voor een moment denk ik dat hij een boos telefoongesprek heeft, maar als ik weer kijk, constateer ik dat er geen telefoon is.
Er is slechts een psychotische man die schreeuwt, hard schreeuwt waar mensen zich zichtbaar aan storen. Ik kan ze moeilijk ongelijk geven, ook ik erger me. Verderop zie ik de conducteur. Het is een kleine man van waarschijnlijk Indiase afkomst. Hij komt snel aangelopen en vraagt de man of hij wil stoppen met schreeuwen. „De andere reizigers vinden het namelijk erg vervelend.”
Naast mij zitten
Hij praat duidelijk waarbij er een jaloersmakende autoriteit door zijn stem klinkt. De psychotische man mompelt wat naar de conducteur ter reactie. De conducteur loopt verder en gaat verderop in de eersteklascoupé zitten. Na enkele stille minuten begint de psychotische man opnieuw te schreeuwen. Ik hou mijn adem in. Opnieuw komt de conducteur aangesneld. Ik vrees voor wat er komen gaat. Dat de conducteur belt met handhavers op het volgende station, dat er mogelijk geweld aan te pas komt, dat de man uit de trein zal moeten stappen en zijn bestemming op deze donkere woensdagavond niet zal halen. De conducteur staat voor de man. Hij kijkt streng. De conducteur zucht hardop. „Meneer, iedereen stoort zich aan u. U moet uitstappen of u gaat nu in stilte naast mij zitten”, zegt de conducteur.
Geraakt
De psychotische reiziger en ik kijken even allebei verbaasd op. De man kijkt weg, om zich heen en naar buiten. „U komt nu naast mij zitten”, herhaalt de conducteur, terwijl hij wijst naar de lege plek naast hem. De psychotische man praat in zichzelf, terwijl hij zijn rugzak pakt en op de aangewezen plek gaat zitten. Hij is stil. De conducteur gaat naast hem zitten. Ik kijk naar de twee mannen; ze raken me.
Ik zou willen dat we dit wat meer deden, met ‘gekke’ mensen. Dat we ze niet uit de trein zetten, ze niet uitsluiten, maar ze plek geven. Dat we tegen ze zeggen: „Je veroorzaakt overlast, kom maar naast mij zitten, misschien wordt de wereld dan wat rustiger, misschien kan je dan in stilte naast mij zitten en kunnen we samen verder reizen. Als dat niet lukt, als het niet lukt om stil te zijn, als de gekte simpelweg te veel is, schreeuw dan maar en dan verdragen we de gekte samen. Je bent immers niet alleen, ik zit naast je.”