Nestlé, voor het hooggerechtshof VS in een kinderarbeidzaak

Marinus Kruissen 2 dec 2020

Het Hooggerechtshof leek bezorgd over het effect van het beëindigen van een rechtszaak waarin Nestlé en mede-beschuldigde Cargill aangeklaagd worden bewust cacaobonen te hebben afgenomen van bedrijven in Afrika die kindslaven-arbeid gebruikten.

De rechtbank heeft de argumenten in de zaak telefonisch gehoord in verband met de coronavirus pandemie. Mocht de rechtbank de argumenten van Nestlé en Cargill aannemen, zou dat de mogelijkheden van slachtoffers van mensenrechtenschendingen buiten de Verenigde Staten om Amerikaanse rechtbanken aan te spreken verder kunnen beperken. Maar zowel liberale als conservatieve rechters stelden kritische vragen over de argumenten van de advocaat van de bedrijven.

Zaak loopt ruim 15 jaar

Een groot deel van de argumenten kunnen, volgens de rechtbank, leiden tot resultaten die moeilijk te accepteren zijn, kreeg advocaat Neal Katyal, die namens Nestlé en Cargill betoogde te horen. De zaak loopt overigens al meer dan 15 jaar. Het gaat om zes volwassen burgers van Mali, geen van hen wordt met naam en toenaam genoemd, die beweren als kinderen uit hun land te zijn gehaald. Ze beweren ook dat ze werden gedwongen zijn te werken op cacaoboerderijen in het naburige land, Ivoorkust. Ze zeggen dat ze 12 tot 14 uur per dag werkten, weinig te eten kregen en geslagen werden als hun werk zogezegd te langzaam deden.

De groep zegt dat Nestlé een bedrijf dat oorspronkelijk uit Zwitserland stamt, maar door aankopen nu wereldwijd opereert, en het Amerikaans Cargill bij hun slavernij hielpen en het ondersteunden door onder andere cacaobonen te kopen van boerderijen die kinderarbeid gebruikten. De groep streeft ernaar om namens henzelf een collectieve rechtszaak te beginnen om daarmee duizenden andere voormalige kindslaven naar voren te halen.

Zowel Nestlé als Cargill zeggen dat ze maatregelen hebben genomen om kindslavernij te bestrijden ze ontkennen daarbij elke vorm van wangedrag.

Wet uit 1789

In deze zaak gaat het om een wet die door het allereerste Congres in 1789 werd uitgevaardigd, het Alien Tort Statute, op grond waarvan buitenlandse burgers voor Amerikaanse rechtbanken aanklachten kunnen indienen wegens schending van de mensenrechten. De rechters wordt gevraagd zich uit te spreken over de vraag of zij rechtszaken tegen Amerikaanse en in de VS gevestigde bedrijven toestaan.

Het Statuut Schade aan Vreemdelingen was ooit een motor van internationale bescherming van de rechten van de mens. Als het Hof de rechtszaak niet zou horen zou dat alle kracht uit het statuut halen. Het zou een voorbeeld rechtszaak worden om ook andere aanklachten niet te horen.

De Openbaar Aanklager was ook sceptisch over dit specifieke geval tegen Nestlé en Cargill. Er wordt volgens de aanklacht geen uitspraak verwacht over de vraag of de bedrijven echt op de hoogte waren van gedwongen kinderarbeid.

Beleid van Trump

Dat de verdachte bedrijven precies wisten wat ze deden in die toeleveringsketen moge duidelijk zijn. Het beleid van Donald Trump steunt Nestlé en Cargill.

Het hooggerechtshof heeft de afgelopen jaren het gebruik van het Statuut van Vreemdelingenschade beperkt. Onlangs, in 2018, oordeelde de rechtbank dat buitenlandse bedrijven niet kunnen worden aangeklaagd op grond van de wet. In dat geval verwierp het hof een poging van Israëlische slachtoffers van aanslagen op de Westelijke Jordaanoever en in de Gaza strook om Amerikaanse rechtbanken te gebruiken om de in Jordanië gevestigde Arabische Bank aan te klagen, die volgens hen de aanslagen hielp financieren. De aangeklaagden vragen het hof om nog een stap verder te gaan en ook een proces tegen Amerikaanse bedrijven uit te sluiten.