Zielig
Het is daags na Allerzielen. Over de groene laan komt de oude dame mijn kant op lopen. Voor elke gedenksteen en ieder kruis houdt ze halt, buigt kort haar hoofd en vervolgt haar weg.
Naast mij blijft ze staan.
‘Goedemorgen, mevrouw.’
‘Dag meneer. Daar zijn we weer.’
‘U komt hier vaker?’
‘Elk jaar op 3 november, de naamdag van Sint Hubertus.’
‘Uw echtgenoot?’ Ze knikt. ‘Was hij jager?’
‘Een rokkenjager.’ De vrouw kijkt mij aan. ‘Uw vrouw?’
‘Nog maar kort uit de tijd.’
‘Mijn deelneming. Was ze ziek?’
‘Ja, een weerloze prooi.’
Gearmd lopen we terug het leven in.