In perspectief

Irene Hovenga 26 nov 2020

Muur 1, 2, 3 en 4. Ik heb ze alle vier uitvoerig bekeken. Misschien moet ik bepaalde stukjes van de muur weer eens gaan witten. Of de spinnenwebben daar rechts bovenin de hoek eens weg gaan halen.

Met de inrichting van mijn thuiswerkplek ben ik evenmin tevreden. Tussen mijn laptop, notitieboekjes en agenda in komt het aroma van een bruine banaan me tegemoet. Ook merk ik een vlekje kaarsvet op van de avond ervoor (zó lastig weg te krijgen zonder je tafel te verpesten).  Van dit alles is uiteraard niets te merken zodra ik glimlachend op camera verschijn om online de dag te starten met mijn collega’s. Ze zeggen het al wel vaker: het is lastig om werk en privé een beetje gescheiden te houden tegenwoordig. En over die muren in mijn introductie gesproken: ze komen op me af, kan ik je vertellen. Dus besluit ik mijn nummer één hulplijn in te schakelen ten tijde van de corona-lockdown: een rondje wandelen in de stralende najaarszon.

Terwijl ik de frisse lucht tot diep in mijn longen door laat dringen, betreed ik het stadspark. Ik schop de gekleurde blaadjes die netjes bijeen zijn geharkt door de gemeenteheren voor me uit en besluit de omgeving eens goed in me op te nemen. Ondanks dat ik dit rondje al ontelbaar vaak heb gelopen, de kracht van de herhaling. Deze omgeving is namelijk weer eens wat anders dan die 4 muren waar ik elke dag tegenaan kijk.

Uitzicht hospice

Terwijl ik om me heen kijk, valt mijn oog op het hospice aan de andere kant van het water. Oftewel, de plek waar mensen hun laatste dagen dan wel weken doorbrengen, wachtend op de dood die vrijwel zeker komen gaat. Voor het hospice staat een ambulance geparkeerd. Er schieten verschillende gedachten door mijn hoofd. Zou er weer iemand overleden zijn? Of is er net iemand naar het hospice gebracht, die in het ziekenhuis te horen heeft gekregen dat zijn of haar laatste dagen zijn aangebroken? Ik heb geen idee hoe één en ander precies in zijn werk gaat; het enige wat ik wél weet is dat de dood zich daarbinnen afspeelt. Dat klinkt misschien luguber, maar ik kreeg gek genoeg geen luguber gevoel bij het aangezicht van het hospice. Ik kreeg juist een heel warm gevoel van binnen. De laagstaande zon, de gekleurde herfstbladeren op de grond, het vredige water, geen zuchtje wind te bekennen… Ook de mensen in het hospice hebben dit uitzicht. Hoe zullen zij tegen dit uitzicht aankijken? Zouden ze er net zo van genieten als ik? Of misschien nog wel meer, wetende dat het één van de laatste keren zal zijn? Of kijken ze helemaal niet meer naar buiten, te verzwakt om ook nog maar iets te ondernemen? Ze zijn vast druk genoeg met het afscheid nemen van familie, vrienden en al het moois wat het leven hen heeft gebracht.

Ik probeer me te verplaatsen in de situatie van de bewoners van het hospice, maar na een tijdje besluit ik toch maar terug te keren naar huis. Als vanouds terug naar mijn thuiswerkplekje. Gezond en wel. Niks aan de hand. En terwijl de gedachten aan het hospice na sudderen in mijn hoofd, zie ik mijn thuiswerkplekje, de bruine banaan en kaarsvet incluis, vanuit een ander perspectief. Wat fijn om morgen weer een rondje door het park te kunnen lopen.