Het jongetje en de Jag
Afgelopen zondag zat ik met stevige kiespijn in de wachtkamer van de dienstdoende tandartsenpraktijk, in een slaperig wijkje van Alkmaar.
Mijn zoon Douwe had me gebracht en wachtte in de auto. Ik knoopte een praatje aan met een uit de kluiten gewassen maar nog jonge knul die, zo vertelde hij, op zijn moeder zat te wachten. „Hoe ging het, mam?”, vroeg hij aandoenlijk bezorgd toen ze terug kwam van de behandeling. „Hebben ze je kies getrokken?” Dat viel mee, er was alleen gespoeld. Ze verzuchtte „en nu kijken hoe we thuis komen”. Ze moesten naar Akersloot en ik bood spontaan aan dat mijn zoon ze wel even een lift kon geven naar station Alkmaar. Ik was toch nog niet aan de beurt. Ik liep met ze mee naar buiten en wees. „Daar! Die Jaguar!” De jongen slaakte een kreet.
Genieten in een Jaguar
Verrassend vlot was mijn consult achter de rug en stond ik buiten op Douwe te wachten. Die kwam echt nét aanrijden. „Wat lief dat je dit wou doen”, zei ik. „Waren ze blij?” Mijn zoon knikte stil. „Dat jongetje vond het prachtig dat hij een keer in een Jaguar mocht rijden”, zei hij haast somber. „Ik wou dat ze niet waren meegereden.” Ik vermoedde welke kant dit op ging. Oude auto’s zijn z’n grote zwakheid sinds hij zijn rijbewijs heeft. Het begon met een roomwitte Mercedes. Een rijdende ‘money pit’. Een aanslag op zijn bescheiden inkomen. Er volgden nog vele auto’s. Steeds in de hoop dat dit de gouden greep was. Niet te duur, één met allure en zonder allerlei verborgen gebreken. Steeds meer dat dilemma. Zijn hart blijven volgen, of toch kiezen voor een praktischer, zuiniger betrouwbaarder auto en dan maar geen ‘statement car’.
Voor zich uit staren
„Deze auto is niet goed”, begon hij zijn uitleg, onnodig volledig maar keurig bij het begin. „Ik heb nu een auto op het oog die nieuwer is, veel zuiniger, en daardoor ben ik er netto minder aan kwijt.” Een goed verhaal, maar het klonk alsof hij zichzelf tevergeefs probeerde te overtuigen. Hij staarde mat voor zich uit. Ik hoorde hem zuchten. Het bleef even stil. „Een Peugeot”, vulde hij aan. Opgewekt probeerde ik: „Dat klinkt toch als een prima keus? Dan neem je die en eens in de zoveel tijd huur je een dagje een Jaguar om dat jongetje te imponeren.” Verslagen keek hij me aan. „Maar mam”, zei hij lief geduldig, ondanks zoveel onbegrip. „Mam, dat jongetje, dat zit in mij.”