Week van het Pesten eindigt nooit!
Zelfs op de LOM-school werden buitenbeentjes gepest door de grotere jongens. Natuurlijk gebeurde dat buiten het zicht van de leraren.
Al snel vluchten wij van school in de lunchpauzes, weg van de pestkoppen. Die waren ook niet gek, en probeerden ons te achterhalen. Dit leidde tot een kat en muis spel, waarbij wij ons nooit veilig voelden. Regelmatig moesten wij ‘rennen voor ons leven’.
Op de volgende school werd ik door een familie uitverkoren als doelwit. De jongste telg kwam mij treiteren, en als ik iets terug dreigde te doen kwam de rest van de familie op de proppen. Natuurlijk kwam het toch een keer tot een confrontatie. Wist ik veel dat hij later die dag voor een CT-scan gepland stond. Mijn leraar nam mij over de knie, het gevoel van onrecht en vernedering deed het meeste pijn.
Samen met een vriendje ging ik naar de brugklas. Hij kreeg de bijnaam ‘muis’ omdat hij een plukje haar in z’n nek had, en ik ‘Mol’ vanwege Albert Mol. Hieruit ontstond de ‘anti Mol en Muis brigade’. Als m’n kameraad in problemen dreigde te raken, leidde ik ze af en lokte ze een andere kant op. Zo gebeurde het eens dat een achtervolger geïsoleerd raakte, de rest lag ver achter. Ik zag een kans, remde af en stapte opzij, stak mijn been uit, en hij ging vol op zijn plaat. Ik greep zijn hoofd en schopte hem in het gezicht. Ik vocht niet eerlijk, de wereld was ook niet eerlijk tegen mij!
Hoe kon ik weten dat hij net een nieuwe beugel had? Al snel zat ik voor straf bij de conciërge. Later, op een internaat, wist ik een sterke jongen alleen af te houden door hem in zijn nek te bijten. Ook nu kreeg ik straf in plaats van de aanvaller, mijn manier van vechten was ‘oneervol’. Pesten en weerbaarheid horen van jongs af aan, en maatschappij-breed behandeld te worden.
Vooralsnog profiteren pesters van hun gedrag. Ze lijken stoer, krijgen aanzien, en wanneer ze er, zoals maar al te vaak gebeurt, mee weg komen, zijn ze slim. Met mij gaat het goed. Maar de schade blijft, en de dromen die ik daardoor niet kon of durfde na te streven zijn voor altijd verloren. En dat geldt in mindere of meerdere mate voor alle buitenbeentjes.