Help, ik zit op koken
Het is geen succes, die ene keer dat ik heb meegedaan aan een avondcursus van onze personeelsvereniging. Onder het motto ‘Oefening baart kunst’ ben ik in de verleiding gebracht om te leren koken voor het echie.
Het is een soort doe-het-zelf cursus met voedsel, gepromoveerd tot workshop. Plaats van handeling is een oud schoolgebouw, omgetoverd tot een multifunctioneel centrum. De praktijk is dat we in een kaal oubollig (klas)lokaal zitten, dat bepaald niet uitnodigt tot het leveren van culinaire hoogstandjes.
Eén deurtje verder houden hoogzwangere vrouwen zich bezig met puffen. Vergezeld van de partner die hevig transpirerend en met een rood hoofd meegaat in de flow.
Gezelschap
Wij bevinden ons in een gemêleerd gezelschap, een excellent stelletje sukkels dat neergezet lijkt te zijn als in een tv-serie. Om de onhandigheid van de man opnieuw te bevestigen: Help, mijn man kookt…
We staan onder de bezielende leiding van een kordate mevrouw die, voor onze begrippen, iets te enthousiast vertelt wat we moeten doen. Het waarschuwend vingertje van deze ingehuurde cheffin is bedoeld om niet te knoeien met het eten. Kieskeurigheid staat niet op de kaart, alles wat je zelf maakt word je geacht ook op te eten.
Melange
Stap voor stap doorlopen we in koppels van twee het kookproces. In een afzichtelijk keukenschort die in het lespakket zit. Te beginnen met het jassen van de piepers, met een hele dikke schil van het kaliber: van dik hout zaagt men planken. We knoeien wat af in koppels van twee. Ik tref een koksmaatje die niet bepaald de lach aan zijn kont heeft hangen.
We maken een bliksemstart alsof we olie op het vuur gooien. De pannen en potten dampen, pruttelen, rammelen en dansen. Door het ontbreken van een fatsoenlijke afzuigkap verandert het lokaal in een oververhitte walmende stookruimte als die van een stoomlocomotief. Er hangt een weeïge en penetrante geur van een melange van spruiten, bloemkool, andere gekneusde koolsoorten en ongecensureerd vlees.
Zoutbus
In het opgetrokken rookgordijn strooi ik te kwistig met de zoutbus en verwoest ik daarmee de smaak van onze zorgvuldig voorbereide aardappelen.
Mijn partner in crime kijkt me aan en trekt de conclusie dat dit niet meer te herstellen is, laat staan nog te eten. Ik help hem snel uit de brand door onze pan in een handomdraai om te ruilen met die van onze buurman. Zijn bril dermate is beslagen dat hij links noch rechts kan onderscheiden.
Ik constateer dat er in deze onoverzichtelijke situatie zowaar een wonder is geschied. Mijn oersaaie maat blijkt over een onvermoede aanstekelijke lach te beschikken.
Aan tafel probeert iedereen met een stalen gezicht zijn bereide maaltijd met smaak te verorberen. Onze buurman met bril vindt zijn aardappelen ‘iets aan de zoute kant’. Hij begrijpt daar helemaal niets van. We kunnen ternauwernood zijn poging verijdelen om een volle bloemenvaas met water in een keer achterover te klokken.
Kleine dingen
De onvermijdelijke afwas behoort tot het lijstje om een certificaat met goed gevolg te bemachtigen. Ik kan het niet laten om onze levende vaatwasser op de proef te stellen. Terwijl het servies opnieuw achter zijn rug om wordt doorgegeven en voor de vijfde keer door zijn handen gaat, brandt er bij hem eindelijk een lampje.
Naast mij schiet mijn maat opnieuw in een lachstuip. Soms bestaat een wonder warempel uit twee delen en dat op één dag.
Sinds die kookles voor kneuzen zie ik collega’s op een andere manier door het leven gaan. Ze ontplooien zich, zodra ze uit hun dagelijkse gekunstelde habitat worden gehaald.
Geluk zit in kleine dingen en soms moet je het leven maar met een grote korrel zout nemen.